zondag 8 april 2012

West

"NAOMI!!!" Mijn keel begon pijn te doen van het schreeuwen, en ik was buiten adem van het rondrennen. Ik haalde diep adem en opende opnieuw mijn mond. "NAOMI!!!" Weer geen antwoord. Ik vroeg me af of mijn geschreeuw überhaupt te horen was. Iedereen schreeuwde, gilde en huilde, en dan waren er nog de vliegtuigmotoren die oorverdovend over het strand brulden. Ik wist niet zeker of het kwam door de rook van de explosie, de tranen in mijn ogen, de hitte van het vuur en de zon of de vermoeidheid, maar ik zag alles in een waas. Wanhopig scande ik de enorme chaos voor de zoveelste keer, op zoek naar die wilde bos blonde krullen. Ik liep tussen de wrakstukken door, maar keek niet naar de grond, dus duurde het niet lang voor ik ergens over struikelde. Ik voelde mijn voeten wegzakken in het zachte zand en kwam met een doffe dreun op de grond terecht. Ik krabbelde snel overeind en keek waarover ik gestruikeld was. Een paar in spijkerstof gehulde benen lag roerloos in het zand. Mijn ademhaling versnelde en ik probeerde het uit alle macht onder controle te houden. De benen hoorden bij een lichaam met een roodbruin achterhoofd en een legergroene zomerjas. Voorzichtig draaide ik het lichaam om. Een zacht gejammer steeg op uit mijn mond. Het gezicht van het slachtoffer was onherkenbaar verminkt, en één oog staarde niets ziend naar de blauwe lucht. De brandwond die het andere oog verwoest had liep door tot halverwege de borstkas, waar de stof van de zomerjas in de huid was gebrand. De jongeman moest ongeveer Naomi's leeftijd zijn geweest, misschien zelfs nog wel jonger. Ik slikte moeizaam en kroop van het lichaam weg. Wat als Naomi er ook zo aan toe was? Wat als zij ook zo ergens tussen de wrakstukken lag, met haar gezicht naar de grond. Toen ik rond keek zag ik meer lichamen levenloos op de grond liggen dan dat er nog rondliepen. Ik voelde me misselijk. Half verlamd liep ik verder, ik liep ontweek vallende wrakstukjes en stapte over lijken heen, tot ik ineens ene hoog gejammer hoorde. Het had zo Naomi's stem kunnen zijn. Met een ruk draaide ik me om, in de richting van het geluid, maar het was niet Naomi. Een donkerharig meisje van een jaar of twintig keek me geschrokken aan. Haar ogen stonden vol tranen en haar mascara had zwarte sporen over haar wangen getrokken, er was geen twijfel over dat zij het geluid had geproduceerd. Ik wilde verder lopen maar het meisje begon opnieuw te huilen, en het leek bijna wreed om zomaar door te lopen, dus liep ik naar haar toe. Ik zou het sowieso niet lang meer vol hebben gehouden. Mijn energie was gewoon op. Ik beet op mijn lip toen de geur van meisjesdeo de stank van aangebrand vlees en verschroeid plastic verdreef. Ik was hier zo niet goed in. Ik hield mijn adem in en legde een hand op haar schouder. Het meisje keek me vol verwachting aan. Nu moest ik iets zeggen. Maar wat? Dat het allemaal wel goed kwam? Dat leek me misplaatst. Misschien zat er wel iemand naast haar in het vliegtuig. Een vriendje, of een vriendin. Misschien een broer of zus. Misschien had ze net wel iemand verloren die ontzettend belangrijk voor haar was, en zelfs al was dat niet het geval; ze was wel net neergestort met een vliegtuig en was nu omringd door lijken en brandende wrakstukken. Haar vragen wat er was leek me ook wat onnozel. Ik wist namelijk dondersgoed wat er aan de hand was, en haar vragen of het wel ging? Nee, natuurlijk ging het niet. Anders zat ze niet zo te huilen, en met wie ging het nou wèl als hij net betrokken was geraakt bij een vliegtuigramp? "Ik ehm..." wurmde ik eruit. Mijn stem klonk schor, en ik wist nog steeds niet wat ik ging zeggen, maar het meisje knikte, en sloeg haar handen voor haar gezicht. haar gesnik was hartverscheurend, zelfs als je de omstandigheden weg zou denken, dus ging ik naast haar zitten en klopte zachtjes op haar rug. Haar gesnik leek steeds hysterischer te worden, tot ik niet meer met zekerheid kon zeggen of ze nou huilde of lachte. Misschien wel allebei? "Hier vinden ze me nooit." zei ze ineens gesmoord, waarna ze verder ging met snikken. Want dat moest het wel zijn. Dit was niet iets waar je om zou lachen. Dat bleef ik maar tegen mezelf zeggen om niet nog banger voor het snikkende meisje te worden dan ik sowieso al voor meisjes was. Voor alle meisjes. Allemaal behalve Naomi. En terwijl ik aan haar dacht werd de brok in mijn keel nog groter, maar ik nam me voor hier te wachten tot het meisje iets gekalmeerd was. Tot alles iets gekalmeerd was, en dan zou ik wel verder zoeken.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten