woensdag 11 april 2012
Isaac
Het eerste wat ik voelde, was dat iemand aan mijn arm sjorde. Ik opende mijn ogen en zag dat iemand me over het zand sleepte. Ik trok mijn arm terug en keek wie er zo vriendelijk was geweest mijn arm haast te ontwrichten. Het was Hendrike. Ik zuchtte en ging staan. Ik inspecteerde of ik niet gewond was, maar zo te zien viel de schade mee. Hendrike moest me een heel eind gesleept hebben, want mijn arm deed flink zeer. "Je mag me wel bedanken hoor" zei Hendrike. Ik keek haar aan om te zien of ze het meende, maar ik zag geen sporen van sarcasme. "Waarvoor dan wel, als ik vragen mag?" "Ik heb je van daar, " Hendrike wees naar een plek vlak bij het water een paar tientallen meters verderop "helemaal hierheen gesleept." "Dankjewel" murmelde ik om van haar af te zijn en ik draaide me om om de situatie te overzien. Hendrike gaf me de kans niet en drong aan. "Anders was je vast nat geworden!" Ik gaf haar een kus zodat ze haar mond hield en voelde hoe warm ze was. Ik draaide me terug naar de chaos en hoopte dat ze de hint begreep. Na een paar seconden greep ze mijn arm weer en ik draaide me enigszins geïrriteerd om. Liet ze me dan nooit met rust? Ze probeerde echter niet nog meer dankbaarheid uit me te krijgen, het leek meer of ze bezig was flauw te vallen. Ik keek onderzoekend naar haar en zag dat zij wel gewond was. Ik vroeg me af hoe het haar ooit gelukt was mij helemaal hierheen te slepen. Ze was er duidelijk niet best aan toe. Uit plichtsbesef tilde ik haar op en bracht ik haar naar een rustig plekje onder een overhangende boom. Daar legde ik haar neer. Ik ging op zoek naar de wond, maar ik kon niks vinden. Ik zuchtte. Niet weer... Ik draaide me nu echt om en liep richting het vliegtuig. Hendrike moest het maar even uitzoeken. De eerste personen die ik tegenkwam zaten op de grond. Eén persoon in ieder geval wel. De andere had zijn hoofd in haar schoot liggen en zag eruit alsof hij sliep. Het viel me op dat de jongen en het meisje beide hetzelfde haar hadden. Ik knielde naast het meisje neer. Ze keek op en glimlachte droevig naar me. Ik wist niet zo goed wat ik moest zeggen, dus stak ik mijn hand uit en stelde ik mezelf voor. "Isaac" zei ik. "Miro" antwoordde ze. Ik keek nog eens naar de jongen op haar schoot. Hij had blauwe plekken over zijn hele gezicht en een snee die vanaf zijn linker wenkbrauw over zijn neus naar rechts liep. "Hij slaapt" zei Miro. Ik knikte en stond weer op. Ik wist eigenlijk niet wat ik moest doen. Ik slenterde wat rond het vliegtuig en keek of ik mijn eigen tas kon vinden. Uiteindelijk vond ik mijn tas en ik sleepte hem weg van het vliegtuig. Ik vroeg me af hoe het ooit zover gekomen was dat nou juist dit vliegtuig neer moest storten. Nou zat ik met Hendrike op een onbewoond eiland en kwam ik zeker nooit meer van haar af. Zelfs als ik het uitmaakte, zou ze de hele tijd aan me blijven plakken en zeuren dat ik het niet uit kon maken omdat dat tegen de regels was. Geweldig. Wie weet zouden ze ons nooit komen redden en dan zat ik voor altijd met haar opgescheept! Ik wou dat ik haar gedumpt had toen het nog kon.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten