woensdag 11 april 2012

Jayden

Ik liep met mijn hand tegen mijn oog gedrukt door het zand. Het bloed liep tussen mijn vingers door en kwam terecht op mijn T-shirt. De snee boven mijn wenkbrauw prikte en brandde en het bloed liep telkens in mijn ogen waardoor mijn gezichtsveld nogal wazig werd. Ik liep langs het vliegtuigwrak, tussen tientallen mensen die levenloos op de grond lagen door. Hoe verder ik kwam, hoe meer koffers er op het strand verschenen. Ik begon uit te kijken naar mijn koffer, voorzover dat mogelijk was met het bloed dat mijn gezichtsvermogen sterk verminderde. Het was lastig zoeken. Er lagen tientallen koffers en tassen met bagage op het strand en daartussen lagen brokstukken en lichamen, wat het geheel niet overzichtelijker maakte. Als ik maar iets had om tegen mijn wond te drukken, dan zou het allemaal al een stuk beter zijn. Uiteindelijk vond ik mijn koffer en wonder boven wonder een paar meter daarnaast mijn oude, versleten reistas. Ik ritste de tas open en pakte het eerste het beste T-shirt wat ik kon vinden en drukte het tegen mijn voorhoofd aan. Toen hees ik de tas over mijn schouder en begon de koffer door het zand te zeulen, richting de schaduw die het oerwoud bood. Dat ging niet gemakkelijk. Ten eerste bood het zand flink wat weerstand en ten tweede moest het ook nog allemaal met een hand. De zon brandde op mijn armen en op mijn hoofd en de schaduw van de bomen werd steeds aantrekkelijker. Ik lette al niet meer op de lichamen die ik passeerde en hield mijn blik strak vooruit. Er waren nog steeds mensen bezig om andere mensen te helpen, maar wat had het eigenlijk voor zin. Het was niet alsof mensen met grote wonden het lang zouden overleven op dit eiland. Of je zou ervan uit moeten gaan dat we snel zouden worden gered. Ik keek naar de lucht, op zoek naar een helikopter die een einde aan dit korte avontuur zou maken. Nee. Geen reddingsploegen. Ik snoof even terwijl ik mijn koffer over een hobbel in het zand trok. Toen werd mijn voet opeens vastgegrepen en kon ik niet meer verder. Ik keek naar beneden en zag hoe een bebloede en geschaafde hand me bij mijn enkel vasthield. Er zat niet veel kracht meer in de hand. Ik volgde de arm en zag een man van zo'n eind vijftig op de grond liggen. Het zand om hem heen was nogal rood gekleurd. Hij had waarschijnlijk nogal liggen woelen, waardoor het stuk metaal dat in zijn buik stak nog verder in zijn vlees was gedrongen. De man keek me wanhopig aan. Zijn mond ging een klein beetje open en zijn lippen vormden het woord 'help'. Er kwam geen geluid meer uit zijn keel. Ik aarzelde even, maar liet toen toch mijn koffer staan en boog me over de man heen. Ik wist dat ik hem niet kon helpen. Hij zou het niet overleven, wat ik ook voor hem zou doen. Er kwam een schor, gorgelend geluid uit zijn keel en ik glimlachte triest naar hem. "Sorry oude man. Ik kan niks meer voor u doen." zei ik en ik haalde zijn hand van mijn enkel en hield hem even in mijn eigen hand. Zijn gezichtsuitdrukking was er een van pijn, angst en wanhoop. Minder dan een minuut later verloren zijn ogen hun glans en zag hij niets meer. Ik legde mijn vinger in zijn hals en voelde geen hartslag meer. "Rust in vrede, oude man." zei ik, terwijl ik zijn oogleden naar beneden drukte en mijn koffer weer pakte om verder te lopen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten