maandag 9 april 2012

Alexis

De eerste paniek was gezakt, en eigenlijk voelde ik me nu bizar vredig. Hoe raar het ook was, zo omringd door angst en ellende, op een eiland vol met onbekende bedreigingen, ik voelde me veilig. Veiliger dan ik me in heel lang had gevoeld. Ik bedankte de vreemde jongeman die me getroost had en hees mezelf overeind. Ook mijn hoofdpijn was zo goed als over. Ik haalde het elastiekje van mijn pols en frommelde mijn lange haren in een slordige knot. Niet ver van me vandaan zat een roodharig meisje ineengedoken op het strand. Ik wierp een blik op haar sproeterige armen en zuchtte. Rood haar moest een ramp zijn op een zonovergoten eiland als dit. Zij was natuurlijk binnen no time zo rood als een kreeft. Ik graaide in mijn broekzak en haalde er een klein potje lippenbalsem uit. SPF 20 stond erop. Ik tikte het meisje op haar schouder en ze draaide zich schichtig om. Haar ogen waren betraand en haar wangen waren nat. Ze klemde haar vingers krampachtig om een hangertje om haar nek. Ik probeerde geruststellend te glimlachen en hield het potje tussen duim en wijsvinger. "Het is geen zonnebrand, dat had ik niet in mijn handbagage. Maar het beschermt je lippen tegen de zon, dus de rest van je huid vast ook wel." Het meisje, die overigens eerder een jonge vrouw te noemen was (ze leek minstens drie jaar ouder dan ik) zei niets, maar keek me verbaasd aan. Ik liet me door mijn knieĆ«n zakken en pakte haar vrije hand uit het zand. Ik wurmde haar vingers open en legde het potje in haar handpalm terwijl ik me afvroeg of ze wel Engels sprak. "Jij hebt het meer nodig dan ik." zei ik langzaam, in de hoop dat ze het begreep. Tot mijn opluchting knikte de jonge vrouw. "Dankjewel." zei ze een beetje schor. Ik glimlachte. Niet alleen sprak ze gewoon Engels, ze had ook een licht Australische tongval. Ze staarde even verdwaasd naar het potje in haar handpalm, maar draaide toen het dopje ervanaf. Ik wierp nog een laatste blik in haar richting en begon richting het vliegtuigwrak te lopen om te kijken of ik nog iemand kon helpen. Hier en daar hielp ik wat mensen overeind, maar de zwaargewonde mensen durfde ik nog niet te benaderen. Ik wist niets van geneeskunde, en ik probeerde me zoveel mogelijk af te sluiten voor het gekerm van pijnlijderende mensen en het geschreeuw van mensen in paniek. Die kon ik voorlopig nog niet echt helpen. De zon brandde op mijn kruin, en plotseling wist in het: Water. Het beste dat ik nu kon doen om mensen te helpen was op zoek gaan naar water. Waar we ook gestrand waren, het had in ieder geval een tropisch klimaat.  Het zou niet lang duren voor mensen uitdrogingsverschijnselen zouden vertonen. Even keek ik twijfelend naar alle tassen die over het strand verspreid lagen. In de meesten ervan zat waarschijnlijk wel een flesje water, maar als ik dat nu zou gaan doorzoeken zou het waarschijnlijk een verkeerde indruk wekken. Daarnaast had het vliegtuig vast tientallen waterflessen aan boord om voor belachelijk veel geld te verkopen aan de passagiers, maar ik durfde niet te dicht in de buurt van het wrak te komen. Delen ervan stonden nog steeds in de fik en iets zei me dat het ieder moment kon exploderen. Dan bleef de jungle nog over. Het zag er behoorlijk groen uit, wat er vast op wees dat er ergens water was. Een beekje of vennetje met fris zoet water. Ik trok de mouwen van mijn vest naar beneden en ritste het dicht. Het zat vast vol insecten in de jungle. En dat was vast niet het enige wat ik daar aan zou treffen. Maar dat was niet belangrijk. Water was belangrijk. En ik was hier nu toch, dan kon ik me net zo goed nuttig maken.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten