maandag 9 april 2012

Chris

Duisternis. Ik opende mijn ogen en wat ik zag, was complete duisternis. Ik knipperde een keer, maar het scheen niet te helpen. Ik schudde mijn hoofd en viel meteen haast flauw van de pijn. Zachtjes legde ik mijn hoofd weer neer, op iets wat verdacht veel op zand leek. Zo lag ik een paar minuten, te versuft om na te denken. Langzaam begon het allemaal terug te komen. Een vliegtuig, er was iets met een vliegtuig. Ik zat in een vliegtuig. Ik hield me een tijdje vast aan deze gedachte, omdat het één van de weinige dingen was die ik zeker wist en deed mijn ogen weer open, voorzichtiger deze keer. De wereld was nog steeds donker, maar het donker begon verschillende kleuren te krijgen. Eerst blauw en uiteindelijk donkerrood. Hetzelfde donkerrood als de kleur die de binnenkant van mijn oogleden altijd zijn. Ik bewoog mijn arm en raakte mijn gezicht aan. Het voelde vreemd glibberig en opeens wist ik wat er aan de hand was. Ons vliegtuig was neergestort! Ik lag op een strand en het glibberige op mijn gezicht was bloed! Nu ik dit wist, kwam de rest ook terug. Hoe ik op dat vliegtuig terechtgekomen was, met wie ik op dat vliegtuig zat... Met wie ik op dat vliegtuig zat... Miro! Miro, wat was er met Miro gebeurd? In een vlaag van paniek tilde ik mijn hoofd op en duwde ik mijn armen onder mijn lichaam. De adrenaline stroomde door mijn aderen bij de gedachte aan Miro. Ik sloot mijn ogen, haalde diep adem, duwde mijn ogen zo stijf dicht als ik maar kon en opende ze weer. Dit deed ik nog een paar keer, tot ik uiteindelijk weer wat kon zien. Het duurde even voor mijn ogen weer werkten, maar toen ik eenmaal weer kon kijken, zag ik Miro. Ze lag een paar meter bij me vandaan en was nauwelijks gewond. Ze zag me kijken en glimlachte even naar me, om me te laten weten dat ze in orde was. Ik ging rechtop zitten en keek eens goed om me heen. Links van me was een bos. Nou ja, zeg maar gerust een jungle. Recht vooruit was strand en rechts van me lag water. Ik nam maar aan dat het de zee was, want ik kon geen land ontdekken, hoe ver ik ook keek. Het strand had uitlopers in de vorm van een halve maan, zodat een kleine baai ontstaan was voor de echte zee begon. Heel in de verte zag ik een dolfijn springen. In al deze richtingen had ik nog geen mens gezien. Ik slikte een keer en draaide mijn hoofd. Wat ik zag, was vreselijk. Naast de nog half brandende resten van het vliegtuig, was een enorme chaos. Overal lagen mensen, of delen van mensen. Ik zag verschillende ledematen, mismaakte lichamen en overal tussendoor overhoop gegooide bagagetassen. Ik zag een jongen de wond van een mollige meneer dichthouden met een verward gezicht en nog veel meer horror-dingen. Het contrast tussen de natuur en het neergestorte vliegtuig had niet groter kunnen zijn. Ik draaide mijn hoofd terug en staarde moedeloos voor me uit. Miro kwam naast me zitten en pakte mijn hoofd tussen haar handen. Ze streek mijn haar uit mijn gezicht en raakte mijn wang aan. "Ben je oké?" Ik dacht een tijdje na over deze vraag. Uiteindelijk knikte ik, te vermoeid om iets te zeggen. Ik liet me weer terugzakken op het strand en Miro ving mijn hoofd op in haar schoot. Ik sloot mijn ogen en dreef weer weg.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten