maandag 9 april 2012
Lauraine
Het eerste wat ik zag toen ik bijkwam was een gezicht. Het gezicht van een jonge vrouw. Een best wel mooie jonge vrouw zelfs. En het kwam steeds dichterbij. De ogen van het gezicht waren een beetje krampachtig gesloten en haar lippen waren licht getuit. Als ik niet beter zou weten zou ik denken dat ze me ging kussen. Maar wacht. Ik wist niet beter, toch? Ik had namelijk geen idee wie deze vreemde dame was en haar lippen kwamen wel gevaarlijk dicht bij de mijne. Ik wilde iets zeggen, of haar wegduwen, maar mijn ledematen voelden slap en zwaar, en uit mijn keel kwam alleen een soort gorgelend geluid. Het gorgelende geluid was echter genoeg om de jonge te attenderen, en haar ogen vlogen open. "Oh, Godzijdank." mompelde ze toen ze mijn open ogen zag, en haar gezicht verwijderde zich weer verder van het mijne. Voorzichtig duwde ik mezelf overeind, zodat ik zat. De jonge vrouw zat op haar knieën en keek naar de lucht. Haar donkere haren zaten in een staart-achtig iets waaruit een heleboel plukjes loshingen en haar gezicht was besmeurd met allemaal substanties die ik niet thuis kon brengen. Ik wilde niet eens weten hoe ik er zelf uitzag. "Wat is er gebeurd?" vroeg ik toen ik een beetje op adem was gekomen. De jonge vrouw keek rusteloos om zich heen. "Het vliegtuig waar je inzat is neergestort." zei ze zakelijk. Ik snakte naar adem. Zat ik in een vliegtuig? Waarom ookalweer? "Ik moet weer verder." zei de jonge vrouw. "Wat is je naam?" Ik dacht even na. Mijn hoofd voelde loodzwaar en alle gegevens die erin zaten leken door elkaar te lopen. "Lauraine..." mompelde ik. "Joslin Spencer." zei de jonge vrouw, en ze wiebelde even aan mijn hand voordat ze weer verdween. Ik staarde glazig voor me uit en probeerde een patroon te vinden in de chaos in mijn hoofd. Mijn naam was Lauraine. Lauraine Atkins. Ik was 25 jaar en ik was neergestort met een vliegtuig, maar ik leefde nog. Maar wat deed ik in een vliegtuig? Plotseling drong de reden tot me door. "Lynny!" riep ik hardop. Een donkerharige man keek me met opgetrokken wenkbrauwen aan maar ik negeerde ik. Ik tastte mijn zakken af op zoek naar mijn telefoon, maar besefte me al snel dat ik natuurlijk geen bereik zou hebben hier. "Nee..." kreunde ik zachtjes. Dit was een ramp. Ik moest hier weg zien te komen, en snel. Lynette verwachtte me. Ik kon haar niet teleurstellen, niet weer. Ik moest naar haar toe en snel. Zonder te weten waar ik heen ging begon in te rennen, weg van het vliegtuigwrak achter me. Ik rende richting de zilte lucht van fris zeewater en een uitweg, maar de moed zonk me in de schoenen toen ik het koude water aan mijn voeten voelde. Ze zou denken dat ik niet kwam. Ze zou denken dat ik haar brief genegeerd had. Ik voelde tranen prikken in mijn ogen, en mijn knieën bezweken. Het water spoelde ritmisch langs mijn benen en voor me strekte een diepblauwe zee zich uit. Achter me klonk gegil en gehuil, maar het ging allemaal langs me heen. Lynette zou denken dat ik haar liet zitten. Dat ik haar in de steek liet. Dit zou ik nooit meer goed kunnen maken. Koortsachtig dacht ik na. de crew van het vliegtuig had vast contact gehad met een centrale vlak voordat we neerstortten. Er waren ongetwijfeld mensen op de hoogte gebracht van het ongeluk. Waarschijnlijk waren de hulptroepen al onderweg, maar ze zouden te laat komen. Zelfs al zouden we van dit eiland gered worden, ik zou te laat komen bij Lynette, en ze zou me de kans niet geven het uit te leggen. Die kans had ik al eens verspild. De tranen vielen uit mijn ogen en mengden zich met het zoute water van de zee. Het was te laat. Nu was het echt voorbij.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten