maandag 9 april 2012
Joslin
Ik veegde het bezwete haar dat aan mijn huid plakte uit mijn gezicht terwijl ik nogal verslagen van de man met het bloedende been wegliep. De kans dat hij het zou redden was nihil. Zelfs als zijn wond zou genezen, zou de kans dat er infecties zouden optreden in deze omstandigheden zo groot zijn dat ik waarschijnlijk niks meer voor hem zou kunnen doen. Ik slikte om de brok in mijn keel terug te dringen toen ik opnieuw om me heen keek. Overal lagen mensen op de grond, in plassen bloed en met ledematen in een vreemde hoek. Ik bedacht me hoeveel mensen het al niet overleefd moesten hebben en vroeg me voor de zoveelste keer af waarom ik medicijnen was gaan studeren. Ik kon best tegen bloed en open wonden en vond de operatiekamer zelfs zeer fascinerend, maar dood en verdriet. Nee. Daar kon ik zeer moeilijk mee omgaan. Ik begon dichter naar het vliegtuigwrak te lopen. Drie mannen tilden een groot deel van het vliegtuig op, waar iemand onder bekneld lag. Het was een vrouw van middelbare leeftijd en haar beide benen waren verpulverd. Ik liep naar de mannen toe. "Ik ben arts." zei ik alleen maar en ik liet me op mijn knieƫn naast de vrouw vallen. Ik legde mijn wijs- en middelvinger in haar nek, opzoek naar een hartslag die ik niet kon vinden. Ik schudde even mijn hoofd en stond weer op. Hoe had dit ooit kunnen gebeuren? Ik had altijd al een hekel gehad aan vliegen, maar ik had nooit gedacht dat er daadwerkelijk iets zou gaan gebeuren op een vlucht. Ik zag aan mijn linkerkant dat iemand een jong meisje aan het reanimeren was. De man zag eruit alsof hij niet erg veel verstand van zaken had. Hij drukte onregelmatig op haar borst en ook nog eens veel te hard. Ik strompelde naar hem toe en duwde hem zachtaardig aan de kant. "Ik ben arts." zei ik opnieuw, zoals ik al verschillende keren had gezegd vandaag. Ik begon te tellen, terwijl ik haar borstkas kleine stukjes indrukte. Dertig keer. Daarna beademde ik haar twee keer en begon ik weer met het indrukken van haar borstkas. "Kom op. Kom op." siste ik met mijn kiezen op elkaar gedrukt. Ze moest het halen. Er waren vandaag al zoveel mensen gestorven. Ze had geen duidelijke open wonden en de kans op overleving was dus ontzettend aanwezig. Als ze nou maar begon met ademen. Ik beademde haar weer en begon aan de derde keer reanimeren. Ik beet op mijn lip. De spieren in mijn armen begonnen te verzuren en ik voelde hoe er zoute druppels in mijn mond verdwenen. Ze moest het halen. Ze moest het gewoon halen. Ik begon nu met mijn vuist op haar borst te slaan. "Kom op!" zei ik gefrustreerd. Opeens haalde het meisje met een gierende teug adem. Ik liet me zakken op het zand en haalde diep adem. De tranen stroomden nog steeds over mijn wangen. Ze leefde nog. Ik had tenminste een leven gered vandaag. "Wat is je naam?" zei ik hijgend, toen het meisje een beetje een regelmatige ademhaling terug had gekregen. "Amber. Amber Simmons." zei ze met een rauwe stem. "Ik ben Joslin Spencer." zei ik. Ik was compleet kapot, maar ik wist dat ik door moest. Dat ik moest zien of er meer mensen waren die ik nog kon helpen. "Blijf hier liggen. Ik kom zo terug." zei ik tegen het meisje dat Amber heette, voordat ik weer weg liep.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten