zaterdag 3 mei 2014

Dwight

Het meisje dat achter de zieke jongen zat was als volgende aan de beurt. "En wat is jouw verhaal, meisje?" zei Craig met gemaakte vriendelijkheid. Het meisje wierp een schichtige blik op haar voorganger, Van. "Ehm... Ik ben Alexis." zei ze met een duidelijk Australisch accent. "Ik ben zestien en ik kom uit Queensland." Craig knikte langzaam. "En waarom ging je naar Vancouver?" "Ehm... Vakantie." zei Alexis, met nog een blik op Van. Het klonk als een leugen, maar Craig leek het te geloven. "En waar zijn je ouders?" Alexis sloeg haar ogen neer. "De crash... Ze ehm... Ze hebben het niet gehaald." Een aantal mensen snakten naar adem. Van keek geschokt naar zijn collega, en ook Joslin liet haar patient even met rust. Craig keek haar onderzoekend aan. "Oh... Dat is... spijtig. Mijn condoléances." Alexis knikte. Haar lange haar viel voor haar gezicht. Craig herstelde zich en liet Alexis met rust. De volgende die zich voorstelde was een oudere man genaamd Rupert, daarna kwam een mollige vrouw uit Melbourne die zich voorstelde als Betty, een student uit Vancouver die Kevin heette en een vrouw uit Toronto genaamd Madison. Na een lange uiteenzetting over Madison's eenentwintig katten waren we aangekomen bij het meisje dat naast me zat. Ze had kort, lichtblond haar dat naar achter was gebonden met een donkerblauw met wit sjaaltje en ze draaide zenuwachtig aan een zwart spiraaltje in haar oor. Het duurde even voor ze door had dat ze aan de beurt was, dus stootte ik haar subtiel aan met mijn elleboog. Haar reactie was alles behalve subtiel. Ze schoot een halve meter de lucht in van schrik. "Sorry!" zei ze, toen Craig haar vermanend aankeek. "Lauraine. Atkins. Sydney." Ze had nog een Australischer accent dan Alexis, merkte ik. Craig gebaarde dat ze verder moest gaan. "Ehm... Ik ben 25. Ik werk... overal en nergens. Ik ehm... Wat wil je nog meer weten?" Craig zuchtte. "Wat deed je in het vliegtuig naar Vancouver?" Lauraine zweeg eventjes. Ik zag eerlijk gezegd ook niet echt in waarom dat Craig wat aanging, en wilde daar ook net wat over zeggen, toen Lauraine antwoord gaf. "Ik was op weg naar een bruiloft." zei ze zachtjes. Craig knikte langzaam. "Hmm. Dat zal je nu helaas moeten missen." zei Craig met hetzelfde gemaakte medeleven als toen hij Alexis zijn condoléances gaf. "Ja, die conclusie had ik zelf ook al getrokken." mompelde Lauraine. Craig knikte kort en zakelijk, zijn teken om door te gaan met het volgende slachtoffer. Mijn beurt. "Mijn naam is Dwight Merchant." zei ik braaf. "Ik ben 28 jaar, kom uit Wales, en ik woon in Vancouver. In het dagelijks leven ben ik docent Engels aan de middelbare school."

"Mijn naam is Dwight Merchant, Meneer Merchant voor jullie." Ik schreef de naam in zwierige letters op het bord. "Ik ben 25 jaar oud, en ik kom uit Wales." Meteen schoot er al een hand de lucht in. "Wat is Wales?" vroeg een verveeld kijkende jongen. "Een land in het Verenigd Koninkrijk." zei ik vriendelijk. "Je bedoelt Engeland?" vroeg de jongen. Ik glimlachte. "Min of meer." "Heeft u daarom een Brits accent?" vroeg een meisje op de voorste rij. "Dat zal waarschijnlijk meer te maken hebben met het feit dat ik ben opgegroeid in Harlow, vlakbij London." Spontaan was ik me pijnlijk bewust van mijn ontzettend Britse uitspraak van het woord Harlow. Haah-low. Een paar meisjes giechelden. 

"Hoe was je eerste dag?" Ik trok de deur achter me in en leunde tegen de muur van de smalle gang om mijn strakke leren schoenen uit te trekken. Waarom kon ik ook alweer niet gewoon in mijn Allstars naar school? "Wel oké." zei ik, terwijl ik de keuken in liep. Fiona roerde in een koekenpan met aardappeltjes. Ze droeg een strak groen jurkje  en haar bruine haar zat opgestoken in een waterval van krullen. "Ruikt heerlijk." zei ik, snuivend aan de koekenpan. Fiona stak een arm uit en trok me tegen zich aan. "Jij ook." mompelde ze, haar gezicht begravend in mijn bloesje. Ik glimlachte en drukte een kus op haar hoofd, voor ik me losmaakte uit haar omhelzing om mijn leren tas in de kamer te zetten. "Nee, maar vertel." zei Fiona toen ik terug kwam in de keuken. "Heb je een leuke klas?" Ik haalde mijn schouders op en leunde tegen het aanrecht. "Vast wel, ik moet ze nog leren kennen. Ik heb een overzichtje gekregen met foto's van hun snoezige gezichtjes met al hun namen erbij, en dat moet ik uit mijn hoofd leren." "Wat een feestje." grinnikte Fiona terwijl ze met een vork in een pan broccoli prikte. "Er zijn wat vervelende hormonale puberjongetjes, maar niks dat ik niet aankan." zei ik. Fiona trok haar neus op. "Yuck. Hormonale puberjongetjes." "Ach," zei ik, terwijl ik de waterkoker vulde. "Ik ben ooit ook een hormonaal puberjongetje geweest." Fiona prikte zachtjes met haar vork in mijn buik. "Dat ben je af en toe nog steeds." "Welnee." zei ik, terwijl ik achter haar ging staan "Dat is gewoon het effect dat jij op me hebt." Fiona lachte en leunde tegen me aan. Ik veegde wat haar uit haar hals en kuste haar zongebruinde schouder. "Ze vonden mijn accent interessanter dan alle lesstof bij elkaar." mompelde ik beteuterd. Fiona draaide zich om en legde haar handen in mijn hals. "Dat kan ik me wel voorstellen, je accent is fascinerend." Haar blik gleed omlaag, van mijn ogen naar mijn lippen. "Ah, maar is het fascinerender dan Wuthering Heights?" "Hmhm." deed Fiona. Ze haalde haar hand door mijn haar en trok mijn hoofd dichterbij zodat ze me kon kussen, maar ze deed het niet. "Maak je geen zorgen, Dwight, dit was je eerste dag. Over een paar weken zijn ze echt wel aan je accent gewend." Ik glimlachte en kuste haar. Na een paar seconden trok ik me iets terug. "Ben jij er aan gewend?" Fiona grijnsde, haar ogen nog steeds gesloten. "Nooit." fluisterde ze tegen mijn lippen aan.

Van

Ondertussen had de hele groep zich om ons heen verzameld. West lag met zijn ogen dicht tegen de benen van Alexis geleund, zodat hij een beetje rechter op zat en kon drinken. Ondertussen had hij al anderhalf flesje met zout oplossing naar binnen weten te werken. Ik moest er niet aan denken. "Van, verwissel de doeken nog eens? En dep zijn gezicht ook nog een beetje af." zei Joslin. Zonder aarzeling deed ik wat ze me vertelde. Het voelde goed om te kunnen helpen, ook al was het met iets onbenulligs als iemands gezicht af deppen. Het zorgde ervoor dat ik me een klein beetje minder waardeloos voelde, ook al was het maar een heel klein beetje. "Hoe gaat het met hem?" bromde Craig. Hij torende boven ons uit en had zijn armen over elkaar geslagen. "Hij is bij bewustzijn en stabiliseert langzaam." zei Joslin, terwijl ze hem niet aankeek. Craig was duidelijk niet haar prioriteit op dit moment. "Is het goed als we beginnen met het maken van de afspraken dan?" zei Craig, hij keek naar Joslin en verwachtte duidelijk van haar een antwoord. "Ga je gang." zei ze koeltjes, terwijl ze nog steeds al haar aandacht op West gericht had. Craig gebaarde naar iedereen dat ze er maar bij moesten gaan zitten. Om West, Joslin, Alexis en mij vormde zich een rare, halve kring. Sommige mensen hadden een geïmproviseerd verband om hun armen of benen en veel mensen zaten onder de schrammen. Bovendien had zo goed als iedereen een rode, verbrande huid door de felle zon. Snel telde ik de mensen in de kring. Met mezelf, Joslin, Alexis en West meegerekend waren we met 38, een nog redelijk grote groep als je bedenkt dat we een dramatisch, allesverwoestend vliegtuigongeluk hadden meegemaakt. "Het is voor ons allemaal belangrijk om te weten met wie we hier op dit eiland zitten. Dit is goed voor ons gevoel van veiligheid. Ook is het goed om van elkaar te weten wat onze kwaliteiten zijn, zodat we een rolverdeling kunnen maken om zo goed mogelijk te overleven op dit eiland." zei Craig, met zijn luide stem. Een vrouw van middelbare leeftijd met kroezig bruin haar stak aarzelend haar vinger op. "Ja, Samantha was het toch?" zei Craig. Samantha knikte even. "Je zegt dat alsof je denkt dat we niet ieder moment gered kunnen worden." Haar stem trilde een beetje toen ze het zei. Er ontstond wat geroezemoes in de groep. "Rustig, iedereen! Ik denk zeker dat de kans groot is dat we vroeg of laat gered zullen worden van dit eiland, maar we moeten er rekening mee houden dat de reddingsmissie niet al vandaag of morgen opgezet is en dat het nog even duurt voordat we gevonden worden. Tot die tijd is het zeker niet verkeerd om een overlevingsplan op te zetten." besloot Craig. Daar zat wat in, maar ik hoopte toch zeker dat we wél vandaag of morgen gered zouden worden. Ik beet op mijn lip. Rosie... hoe zou het met haar gaan? Zouden ze echt... ook als het vliegtuig nooit aan zou komen? Een vlaag van misselijkheid verspreidde zich door mijn lichaam en ik kneep mijn vuisten samen. "Goed, laten we ons allemaal voorstellen en vertellen wat we in het dagelijks leven deden, zodat we daar een taakverdeling op kunnen baseren en we elkaar beter kunnen leren kennen." zei Craig. "Mijn naam is Craig Lawson. Vroeger was ik sergeant bij het leger, maar door een schotwond in mijn been ben ik eervol ontslagen. Ik was in Australië om familie op te zoeken en was net weer op weg naar huis. Natalee, schrijf je mee?" Natalee knikte. "Goed, volgende." zei Craig. Hij gaf de beurt door aan een vrouw naast zich. Na een paar minuten was de beurt aan Joslin. Ze had kennelijk besloten dat ze momenteel West, die nogsteeds met zijn ogen dicht tegen Alexis aan lag, niet kon helpen en wel kort de tijd had om zich voor te stellen. "Ik ben Joslin Spencer. Ik ben in opleiding tot arts. Ik heb een tijdje in Sydney gewoond en ging voor een paar dagen naar Vancouver." zei ze kalm. Meer wilde ze duidelijk niet over haar reis vertellen. Craig knikte even kort. Meer informatie had hij ook niet nodig. Zijn blik ging naar mij. Opeens keek de hele groep me aan. "Oh... Ik ben Van. Van Brown. Ik ben twintig jaar." Wat had ik eigenlijk nog meer te vertellen? Eigenlijk had ik thuis niet veel gedaan, nadat ik klaar was met school. "Ik woonde..." Op de een of andere manier had ik de neiging om in de verleden tijd te praten, maar ik schudde het van me af. "Ik woon in Vancouver en ik werkte bij Walmart." Meer wist ik zelf eigenlijk ook niet te vertellen. Craig knikte even. "Wat deed je in Australië, jongeman." Ik slikte. Ik maakte de grootste fout van mijn leven, zei ik in mijn hoofd. "Ik was op vakantie." bracht ik uiteindelijk uit. Craig trok zijn wenkbrauwen een klein stukje op. "Alleen?" zei hij, alsof hij het niet helemaal geloofde. Ik pakte de doek van West's voorhoofd om hem weer opnieuw nat te maken. "Ja. Alleen." zei ik.

vrijdag 2 mei 2014

West

Naomi zat naast mijn bed en kneep zachtjes in mijn hand. "Hoe voel je je?" Ik haalde diep adem. Zelfs het beantwoorden van zulke vragen kostte me belachelijk veel energie, vandaar dat ik het meestal gewoon niet deed, alleen als Naomi of mam me iets vroeg. "Beroerd." antwoordde ik moeizaam. Mijn keel voelde droog. Sinds wanneer voelde mijn keel droog? "Misselijk." mompelde ik. "Mijn hoofd doet pijn." Naomi legde een koele hand op mijn voorhoofd en ik sloot mijn ogen. Mijn lippen voelden koel en vochtig. Ik wilde ze aflikken maar mijn tong bewoog niet. "Ik ben zo moe." fluisterde ik. "West." De chemovloeistof  drupte door het infuus mijn lichaam binnen en maakte me zwaar als lood en loom als stroop. "Zo warm." hoorde ik mezelf zeggen. Kon er niet even iemand een raam open zetten? Of deze dekens van me afhalen? Had ik weer koorts? Dat kreeg ik af en toe maar meestal pas later. Deze chemo was anders dan normaal. "Naomi..." mijn stem klonk zeurderig. "Ik ben hier." Ik opende mijn ogen. Naomi zat naast me in het vliegtuig. "Waar zijn we? Waar gaan we heen?" Het interieur van het vliegtuig draaide om me heen. "Naar huis." zei Naomi. Ze kneep zachtjes in mijn hand. "Nee..." kreunde ik. "Ik ben nog niet beter..." Naomi leek me niet te horen. "Mama zal zo blij zijn. Ze huilde aan de telefoon." Ik drukte mijn handen tegen mijn gezicht. Waarom was het zo warm? "Naomi, ik ben duizelig." zei ik. Nee. Dat was het niet. "Misselijk." Een glimlach. "Maak je niet druk. Het is vast van het vliegen." Nee. Dat was het niet. Ik had het zo warm. Ik had zo'n dorst. "Water..." stamelde ik. "Naomi... Help." Mijn ogen gingen ogen en dicht zonder dat ik er invloed op had. Blijf nou eens open. Zo kan ik niks zien. "Het is gelukt, West, je bent genezen!" Naomi's armen om mijn hals. "Alsjeblieft, Naomi." Ik haalde gehaast en oppervlakkig adem. Waarom draaide alles nog steeds? "Het is niks." zei Naomi. "Gewoon een beetje turbulentie." Het klopte niet. Haar huid was te bleek. Haar lippen blauw. "Het is niks." "Naomi... Waarom is je haar zo nat?"  "Gewoon turbulentie." "Naomi, wacht." "Gewoon turbulentie." zuurstofmaskers vielen uit het plafond. "Nee, alsjeblieft..." Mijn hoofd bonsde, ik kon mijn ogen niet open houden. Het zonlicht deed pijn. "WEST!" Naomi's ogen staarden nietsziend omhoog. "Word wakker!"  Nee, alsjeblieft, haal haar niet bij me weg. "Word nou wakker, dan kan ik meer voor je doen." 

Een muur van zand strekte zich voor me uit. De zoute geur van zeewind kroop in mijn neus en mijn huid voelde branderig en te strak voor mijn lichaam. Waar was Naomi? Waar was het vliegtuig? Waarom was het zo warm? Een kreet ontsnapte mijn keel toen ik de pijn in mijn hoofd weer voelde. Dichtbij snakte iemand naar adem. Naomi? "Hij is wakker! Alexis, kom met dat water!" Wie is Alexis? Water? Water! "Wa.... ter..." stamelde ik. Een vrouwengezicht hing over me heen. Haar knieën zaten voor mijn neus. Haar spijkerbroek was een beetje vies. Het was niet Naomi. Waar was Naomi. Was het Alexis? Het was geen dokter. Of was het wel een dokter? Maar waar was het ziekenhuis? De vrouw had zwart haar en koele, zachte handen. Ze leek opgelucht. Ken ik haar? Ik lag op mijn zij. Mijn hoofd deed pijn. Moeizaam probeerde ik op mijn rug te rollen maar de vrouw hield me tegen. "Rustig, rustig... Van! Heb je zout?" Zout? Nu? Nee, water. Ik kneep mijn ogen dicht. Mijn oksels en liezen voelden koud en nat. "Waar is... Na..omi?" "Sssh..." deed de vrouw. Ze schudde met een plastic flesje. Water! Voorzichtig werd ik op mijn rug gedraaid en omhoog getrokken. Meisjeshanden, en niet van de dokter. "Naomi?" "Nee..." zei een zachte stem. "Ik ben Alexis." De vrouw voor me keek ernstig. "Mijn naam is Joslin." zei ze. Ze klonk als een dokter. "West." zei ik ademloos. Joslin hield het flesje omhoog. "West, ik ga je te drinken geven, maar je moet niet te snel drinken oké?" Ik knikte. Dat kon ik. Ziek zijn was iets waar ik veel ervaring in had. Maar ik was toch beter? Waar was Naomi? "Oh God..." "Wat?" Joslin fronsde verward. Herinneringen kwamen terug. Onscherp en onsamenhangend, maar ik wist dat het klopte. "Naomi..." Het meisje achter me bewoog ongemakkelijk. "Joslin, ik denk..." "Nee..." stamelde ik. "Sshh." zei Joslin. "Je moet echt even wat drinken, West." Ze zette het flesje aan mijn lippen en ik nam een gulzige slok. Zout. Meteen spuugde ik de vloeistof weer uit. Het brandde in mijn keel als pure alcohol. Joslin trok een pijnlijk gezicht. "West, het spijt me maar je móet het opdrinken. Straks voel je je beter, dat beloof ik." "Nee..." Ik hield mijn mond dicht. Hoe kon ik me nou beter voelen? Naomi... Ik dacht dat ik hier vanaf zou zijn. Hoofdpijn en misselijkheid, en vieze medicijnen. Pijnlijke behandelingen en continue doodsangst. "West, doe alsjeblieft je mond open." smeekte Joslin. Ze was geen dokter. Dokters smeekten niet. Het flesje kwam weer tegen mijn lippen aan, en dit keer liet ik de zoute vloeistof mijn mond ik stromen. Moeizaam slikte ik door. Ik voelde tranen in mijn ogen branden en zout water in mijn keel. Ik wilde hier weg. Ik wilde naar huis. Een nieuwe slok zout. Een nieuwe, natte doek onder mijn arm, onder mijn been. Joslin was mooi. Zo mooi, maar ik haatte haar. Ik haatte alles en iedereen. Ze gaf me nog een slok zout water. Haar huid was licht en haar ogen zo blauw als de lucht. Ik sloot mijn ogen om het niet te hoeven zien. Na veel slokken zout water en veel natte doeken ebde de hoofdpijn langzaam weg. Maar hoe minder pijn er over bleef, hoe meer ruimte er in mijn hoofd kwam voor dan andere. Datgene wat ik niet wilde beseffen, en dat deed nog veel meer pijn. 

Joslin

"Het kan me niet schelen dat je graag wilt beginnen met een kringgesprek, hij heeft nog steeds hulp nodig." zei ik koppig tegen Craig terwijl ik een wit t-shirt natmaakte en voorzichtig op het hoofd van de nog steeds bewusteloze jongen legde. Ik had hem op zijn zij gelegd, zodat hij zoveel mogelijk warmte kwijt kon raken, maar zijn huid was nog steeds warm en droog. "Toch moeten we afspraken maken. Met iedereen." Craig torende boven me uit en had zijn armen over elkaar geslagen. Ik keek nog even naar de jongen op de grond en stond toen ook op. "Luister. Ik vind het prima om afspraken te maken. Dat vind ik zelfs een heel erg goed idee. Maar deze jongen heeft mijn hulp nodig. Ik kan hier niet weg, want deze jongen heeft een hitteberoerte. Hij moet constant gekoeld worden. Normaal gesproken zou in dit soort situaties meteen een ambulance gebeld moeten worden. In het ziekenhuis zou er onmiddellijk een infuus geprikt worden, omdat hij duidelijk uitgedroogd is. Die luxe hebben we hier niet. Hij heeft continu aandacht nodig, dus nee. Ik ga hier niet weg. Hij is mijn patiënt en hij heeft hulp nodig. Als je zo graag wilt dat ik mee doe met je kringspelletjes, verplaats je de groep maar hiernaartoe. Want ik ga nergens heen." Toen ik klaar was met mijn betoog, ging ik weer op mijn knieën naast de jongen zitten. Ik pakte een flesje water en bevochtigde zijn lippen. Ik zat nu met mijn rug naar Craig toe. Ik hoorde hem zachtjes mompelen. "Goed. We komen wel hiernaartoe. Maar ik verwacht dat je er bent, samen met die twee kinderen!" zei hij knorrig, voordat hij weer weg marcheerde. "Ik ga nergens heen!" riep ik hem na. Ik fronste mijn wenkbrauwen en beet op mijn lip. Hij had eigenlijk al bijgekomen moeten zijn. Op deze manier kon ik hem moeilijk helpen. Hij moest drinken, maar dat kon ik hem niet geven als hij bewusteloos was. "Joslin, we hebben vers water." hoorde ik Van van achter me zeggen. Samen met Alexis worstelde hij zich richting de schaduw. Ze hadden samen een grote, plastic koffer vast die gevuld was met zeewater. Het zag er zwaar uit. Ze zetten de koffer naast me neer. "Is er al iets veranderd?" vroeg Alexis, terwijl ze zich naast mij op haar knieën liet vallen. Ik schudde mijn hoofd. "Nee, hij is nog steeds niet bijgekomen." zei ik lichtelijk bezorgd. Ik haalde de doeken onder zijn oksels vandaan en doopte ze in de koffer met water, om ze daarna nat weer terug te stoppen. Van was aan de andere kant van de jongen gaan zitten. "Is er iets wat we kunnen doen?" zei hij bezorgd. Ik nam even de tijd om naar hem en Alexis te kijken. Ze zagen er uitgeput uit. Ik had vannacht gezegd dat ze gewoon moesten gaan slapen, maar toch waren ze allebei bij me gebleven om te helpen. Dat had er dus voor gezorgd dat we alle drie geen slaap hadden gehad vandaag. Ik schudde mijn hoofd. "Zijn temperatuur moet dalen. Daar kunnen we verder niet veel aan veranderen." zei ik met een zucht. Langzaamaan kwamen er allerlei mensen onze kant op gelopen. "Is het bezoekuur?" merkte Van op. "Craig vind dat we nog een keer een voorstelrondje moeten doen en afspraken moeten maken." zei ik, terwijl ik tevergeefs water in de mond van de uitgedroogde jongen probeerde te druppelen. "Word nou wakker, dan kan ik meer voor je doen." zei ik zachtjes.

dinsdag 4 maart 2014

Lauraine

Wonder boven wonder was ik uiteindelijk toch in slaap gevallen. Toen ik mijn ogen open deed scheen de zon alweer fel en genadeloos, en het kalmerende geluid van golven klonk van veraf. Even wist ik niet waar ik was, en dat was een prettigere positie dan wel weten waar ik was. Niet in Pennsylvania. Niet bij Lynette. Moeizaam kwam ik overeind. Mijn haar zat vol zand en mijn neus voelde rauw en branderig. Stomme zon. Voor me strekte het strand zich uit. Wit en zacht, met half-uitgepakte koffers, wrakstukken en lichamen verspreid over het zand. De geur van rook en as was afgenomen, en nu mengde de zoute zeelucht zich met de zoetige geur van rottend vlees. Ik voelde een golf van misselijkheid en was even blij dat ik sinds het vertrek van het vliegtuig niks meer gegeten had. Een gespierde man met een donkerblonde kuif liep in mijn richting en ging voor mijn neus staan, precies voor de zon, zodat hij niet meer was dan een pikzwart silhouette. Een lange donkere schaduw viel over me heen, en ik kneep één oog dicht om hem aan te kunnen kijken. "Goed geslapen?" vroeg de man, niet onvriendelijk. Ik haalde mijn schouders op. "Naar omstandigheden." de man knikte zakelijk. Hij keek naar mijn benen. Er zat een schram op mijn knie waar de dunne stof van mijn harembroek was gescheurd, maar het was niks ernstigs. "Kun je lopen?" vroeg de donkerblonde man. "Prima." antwoordde ik. Ik wiebelde even met mijn voeten om dit te demonstreren. "Mooi." zei de man. "Dan verwacht ik je over tien minuten bij het kampvuur. We willen graag even centraal beginnen." Hij gebaarde met zijn hoofd richting de jungle en ik volgde zijn blik. Een paar meter van de bosrand af was een zwartgeblakerde plek in het zand waar wat verkoolde takken lagen. Er lagen wat stenen en boomstronkjes die waarschijnlijk als stoelen hadden gefungeerd. "Ehm... Voor wat?" vroeg ik, wat verloren. Mijn ogen waren inmiddels genoeg aan het hoge contrast gewend om te kunnen zien dat de man naar me fronste. "Een consensus. We zullen hier mogelijk nog wel een paar dagen tot elkaar veroordeeld zijn, en ik weet graag met wie ik te maken heb. Ik hoop een lijst te maken van de overlevenden, hun herkomst, beroep, dat soort dingen. Dan kunnen we een taakverdeling maken en zorgen dat we wat aan elkaar hebben. In de huidige situatie zal niemand lang in leven blijven." Ik aarzelde even. Deze meneer had een punt... "Mijn naam is Craig." zei de man, alsof hij me goed nieuws vertelde. Ik knikte langzaam. "Lauraine." Craig deed opnieuw zijn zakelijke knikje. "Tot over..." Hij wierp een blik op het onverwoestbaar-ogende horloge om zijn pols. "Acht minuten." "Oké." mompelde ik. Craig maakte een gezichtsuitdrukking die volgens mij een glimlach voor moest stellen. Het kwam enigszins in de buurt... Daarna liep hij weg om de volgende persoon aan te spreken.

zondag 23 december 2012

Jayden

Een vervelend geluid vulde mijn oren. Ik trok het kussen verder over mijn hoofd heen zodat het verstomde, maar het hielp niet. Het bleef maar door gaan. Ik stak mijn hand zwak uit naar de wekker om het snooze knopje te kunnen vinden tot haar vingers me tegenhielden. "Dat dacht ik niet. Je hebt nu al vier keer gesnoozed." Zei ze. Er klonk een lach door in haar stem. Ze was vast binnengekomen toen ik nog sliep. "Maar het is zaterdag. Op zaterdag horen er geen wekkers af te gaan." mopperde ik van onder mijn kussen. Ondertussen ging de wekker nog steeds af. "Wel als je vriendin op die zaterdag meedoet aan een kunstwedstrijd en daarmee kans maakt om haar werk wordt geëxposeerd in de bekendste galerie van LA." Ze trok het kussen van mijn hoofd en gooide hem op de grond. "Fuck. Was dat vandaag?" zei ik, terwijl ik moeizaam rechtop ging zitten. Ik keek in Holly's prachtige bruine ogen en was alweer vergeten hoe moe ik eigenlijk was. "Ik neem maar aan dat je het niet echt vergeten was en dat je gewoon een grapje maakt." Ze deed de wekker uit en gaf me een kus op mijn voorhoofd. Ik wreef in mijn ogen. Ik snapte niet zo goed hoe ze zo op gewekt en wakker was nadat we gister tot na twee uur 's nachts games hadden gespeeld in de game hall op de hoek van de straat die 24 uur per dag open was. "Ik ben van plan om over een kwartier te vertrekken, dus als je met me mee wilt rijden moet je een beetje opschieten." zei ze. Ze ging in een stoel zitten en haalde een boek tevoorschijn dat eruit zag alsof het minstens 17 keer gelezen was en een stel katten er tikkertje mee hadden gespeeld. Dat was waarschijnlijk precies wat er ook gebeurd was. Op de kaft stond: 'Percy Jackson and the Battle of the Labyrinth'. "En toch begrijp ik nog niet helemaal waarom je vaker dan twee keer hetzelfde boek leest." zei ik terwijl ik naar de kast liep om een schoon t-shirt aan te trekken. "Het is gewoon een must voor mensen die Grieks en Latijn studeren. En bovendien moet ik me voorbereiden voor als Athena eindelijk eens claimt dat ik haar dochter ben. Een demigod moet altijd voorbereid zijn." mompelde ze. Ik trok mijn groengeruite bloesje aan en een baggy  spijkerbroek. Toen ik naar de badkamer was gelopen en een plas water in mijn gezicht had gegooid, liep ik nog terug naar mijn nachtkastje en deed de ketting met de haaientand om die Holly voor me had gekocht toen we vorig jaar in Hawaii waren. "Klaar om te gaan." zei ik. Holly sloeg haar boek dicht en stopte hem in haar tas. "Goed. Dan geldt dat ook voor mij. Ze haakte haar vingers door de mijne en samen liepen we door de deur, mijn kamer uit, naar de woonkamer die ik deelde met Steve. Steve sliep waarschijnlijk nog want achter de deur die leidde naar zijn kamer klonk een geluid alsof er een heel bos werd omgezaagd. "Dat hij zelfs door zijn eigen gesnurk heen slaapt." zei ik verbijsterd. Holly grinnikte. "Hij heeft vast gewoon jarenlange training gehad." Na een korte wandeling in het trappenhuis stapten we in Holly's felrode Mini Cooper cabriolet. Het was niet ver rijden naar de kunstgalerie. Ze parkeerde de auto op het daarvoor bestemde parkeerterrein, maar stapte niet uit. Ze staarde door de autoruit, het parkeerterrein over. Ik wist precies wat het probleem was en ik pakte haar hand. "Als je niet wint betekent het niet dat je niet kunt schilderen." zei ik zachtjes. Holly keek me een beetje verdwaasd aan. Ze bleef even stil. "Vertel dat maar eens aan mijn vader." zei ze met een grimasje. Holly kwam altijd heel zelfverzekerd over, maar haar vader was erg gericht op prestaties. Als je mee deed aan een wedstrijd en je won niet, betekende dat dat je gewoon niet goed genoeg was. Holly was met dat idee opgegroeid en daarom was ze altijd ontzettend nerveus over dit soort dingen. Ik gaf haar een kus en keek diep in haar ogen. "Holly Adams. Je bent een geweldige artiest. Of die stomme juryleden dat nou door hebben of niet. Je kunst is geweldig en dat verandert niet doordat een of andere gozer die zegt dat hij er verstand van heeft vindt dat iemand anders een mooier schilderij heeft gemaakt. En ik hou van je." zei ik. Holly's gezicht klaarde een beetje op. "Goed. Laten we die hoge gozer die zegt dat hij er verstand van heeft dan maar eens laten zien dat mijn kunst zo geweldig is. En ik hou ook van jou, Holden Kennish." Ze gaf me nog een kus voordat ze de deur van de auto opendeed en naar buiten stapte. 

zondag 9 september 2012

Isaac

Ik had me de hele dag wat afzijdig gehouden, maar het werd nu toch behoorlijk donker en ik had spullen nodig om de nacht te overleven. Bovendien bleef Hendrike nu toch wel erg lang weg. Normaal gesproken kwam ze me altijd na een tiental minuten toch zeker wel zoeken. Haar ziekte-aanvallen duurden ook nooit langer dan een paar uur en er was nu een halve dag verstreken. Met tegenzin slenterde ik terug naar de plek waar ik haar had achtergelaten. Het was zo schemerig dat ik over haar struikelde voor ik haar zag. Ze lag een paar honderd meter van de bomen waar ik haar onder had neergelegd en zag er niet uit. Ze zat onder het zand en haar haren kleefden aan haar gezicht. Haar gezicht leek wel opengekrabd en aan haar nagels te zien had ze dat zelf gedaan. Ik hurkte bij haar neer. "Isaac, ben jij dat?" Haar stem klonk alsof haar keel vol met zand zat. "Waarom heb je mijn moeder afgelopen moederdag geen cadeautje gegeven? Vond je me daar niet belangrijk genoeg voor?" Ik zuchtte en tilde haar op. "En die keer dat we samen door de stad liepen en je ex-vriendin langs kwam, toen wilde je me niet zoenen. Geef je dan niet om me?" Ze hield haar ogen halfgesloten terwijl ze praatte en ze hijgde na elke zin. "Isaac, hou je wel van me?" Ik gaf geen antwoord en legde haar bij de kring mensen om het kampvuurtje. "Wat is dit, nog een gewonde?" bulderde een stem naast me. Ik mompelde wat terug. "Ja, zoiets..." "Wij hebben elkaar nog niet ontmoet geloof ik. Ik ben Craig. Heb je de rest van deze mensen eigenlijk al wel gezien?" Terwijl hij praatte sloeg hij met zijn hand op mijn schouder en ik moest de neiging om zijn hand van mijn schouder te slaan onderdrukken. "Ik ben Isaac. Nee, ik heb nog niemand gesproken." "Oh, daar zullen wij eens even wat aan doen. Dat daar is Dwight geloof ik, daar naast hem zitten Miro en haar vriendje, die met datzelfde haar..." Verder liet ik hem niet uitpraten. Ik draaide me om en liep weg. De rest zou wel wat op Hendrike letten. Alsof ik behoefte had om al die namen te onthouden. Wie dacht die kerel wel niet dat ik was. Ik had wel betere dingen te doen met mijn leven. Boos liep ik weg naar de zee. Ik wilde van dit eiland af, zo snel mogelijk. Ik stond al een tijdje een beetje met mijn blote voeten het water te schoppen - wat niet erg opluchtend was, omdat het niet zo hard ging - toen iemand naast me kwam staan. Ik weigerde om opzij te kijken. Dat was vast zo'n klojo die wilde dat ik iets zou doen. Of een gezellig praatje wilde maken. Nou, hij kon de pot op. Ik hoefde geen gezellige praatjes. Ik had in mijn leven al genoeg gezellige praatjes gemaakt. Ik wilde gewoon lekker boos zijn op de wereld en op Hendrike. Boos zijn was fijn. "Ehm..." Ik bleef gewoon naar het water staren. "Dat meisje dat je naar het kampvuur hebt gebracht..." Oh, hij wilde over Hendrike praten. Nee, fijn. Ik draaide hem resoluut de rug toe. "Ehm..." De jongen bleef ongemakkelijk staan en ik kreeg toch wat medelijden met hem. Hij kon er ook niks aan doen dat ik zo kwaad was. Ik gromde en draaide me naar hem toe. Het was een jongen van een jaar of twintig met halflang blond haar en een leren veter om zijn nek. Hij droeg een groen shirt. "Ik ben Damian, trouwens." Hij stak zijn hand uit. Ik negeerde zijn hand en zei kortaf: "Wat is er met dat meisje?" "Ze, ehm..." Ik keek hem ongeduldig aan. Waarom zei hij niet gewoon wat hij op zijn hart had? "Ja?" "Ze heeft zelfmoord gepleegd."

Gefrustreerd ijsbeerde ik de kamer op en neer. Hendrike zat op de bank te huilen en keek me wanhopig aan. "Maar je kunt het niet uitmaken! We zijn man en vrouw! We horen bij elkaar! En we zijn samen één geweest!" "Samen één geweest? Samen ÉÉN geweest? Je kunt wel gewoon zeggen: 'we zijn samen naar bed geweest' of: 'we hebben seks gehad' hoor! Dit is de 21e eeuw. Dan kan dat. En dat is wat mensen doen. Dat is écht geen reden om voor altijd bij elkaar te blijven. Je ziet toch dat het niet gaat tussen ons? Vind jij het leuk dan, zoals het nu gaat? Ik heb geen ruimte voor mezelf meer! Ik kan nergens heen! Ik heb geen vrienden, ik zie mijn familie nooit. En dat is allemaal jouw schuld! Zie je dat dan niet? Ik zal nooit vrij zijn, tenzij ik bij je wegga. En dat is wat ik nu doe." Ik baande mijn weg door het perfect symmetrisch geordende appartement en opende de voordeur. Hendrike sprong op van de bank en klampte zich vast aan mijn arm. "Nee, alsjeblieft! Dit is een schande voor mij en mijn familie! Dit kun je niet doen. Echt niet. Je houdt van mij. We zijn voorbestemd voor elkaar." Ik trok mijn arm los en stapte naar buiten. Hendrike sprong naar voren en greep me nu bij mijn trui. "Nee! Laat me hier niet alleen! Ik kan het niet zonder jou! Jij bent de reden van mijn bestaan! Wat moet ik zonder jou? En we hebben het toch leuk samen? Geef ons nog een kans!" Ik keek haar kil aan. "Ik heb 'ons' genoeg kansen gegeven. Ik wens je een fijn leven verder en ik hoop voor je dat je iemand vindt die net zo is als jij. Vaarwel." En met deze woorden trok ik me voor de laatste keer los en liep ik weg. Toen ik buiten op de straat liep, voelde ik een immense opluchting. Ik had het eindelijk gedaan. Ik was vrij. De wereld stond voor me open. Ik liep langs een snackbar en zag vanuit mijn ooghoeken dat de patat mayo vandaag voor de halve prijs was. Ik dacht bij mezelf: 'Ik ga vandaag eens lekker patat halen. Dat heb ik wel verdiend.' Tien minuten later liep ik tevreden over de straat onderweg naar huis met een grote zak patat. Toen ik de laatste hoek om ging en mijn flatje al kon zien, stopte er ineens een auto naast me. De deuren gingen open en er stapten drie stevige jongens uit. Ik herkende ze als de grote broers van Hendrike. Ze kwamen dreigend op me af en ik begon al achteruit te lopen, toen ik tegen iemand opbotste. Het woordje 'pardon' bleef in mijn keel steken toen ik zag wie het was. Hendrikes vader. Hij greep me bij mijn elleboog en duwde me tegen de muur. De drie broers stelden zich zwijgend achter hem op. "Ik begrijp dat jij mijn kleine meisje pijn hebt gedaan." Hij bracht zijn gezicht heel dicht bij het mijne en sprak op een lage, zachte toon. "Ik begrijp dat jij haar wilde 'verlaten'. Omdat je haar niet goed genoeg voor je vond. Is dat waar?" Ik slikte en keek koortsachtig de straat rond. Niemand te zien natuurlijk. "Is. Dat. Waar?" Ik schraapte mijn keel. "Nou, ehm, niet dat ze niet goed genoeg voor me is, maar..." "Dus jij wilde bij haar weggaan?" "Nou, ja, eigenlijk wel." Een stoot in mijn maag liet me dubbelklappen. "Jij wilde mijn kleine meisje verlaten?" Een volgende slag raakte me in mijn zij. "En jij dacht dat dat zomaar kon?" Een trap tegen mijn schenen deze keer. "Naar ik begreep zijn jullie samen één geweest, jongeman." Ik kon er niets aan doen, ik kreunde. Drie snelle slagen tegen mijn borst waren het gevolg. "Laat ik het zo stellen. Jij gaat naar haar terug, bied je excuses aan en blijft bij haar. Als je dat niet doet, komen we je elke week voor de rest van je leven opzoeken. En dat niet alleen, we gaan alle vier een basisschool langs en het eerste kind dat naar buiten komt, slaan we in elkaar. Net zo lang als jij leeft." Hij pakte me bij mijn haar en trok mijn hoofd achterover. "Dus, jij gaat naar mijn dochtertje terug of je maakt jezelf van kant. De keuze is aan jou." Hij gooide me op de grond, voor de voeten van de drie andere broers, die gretig op me in begonnen te schoppen.

Ik geloofde niet wat ik zag. Hendrike was in haar toestand een boom in geklommen en er met haar hoofd naar voren weer uitgedoken. De jongen die Damian heette, raakte even mijn arm aan. "Ze heeft nog een afscheidsbrief geschreven. Hij is aan jou gericht, dus ik heb hem maar niet gelezen." Ik vreesde enorm voor wat ik in die brief zou aantreffen, maar desondanks pakte ik het papiertje aan.

Beste Isaac,

Ik schrijf geen 'Lieve Isaac' meer, want ik weet dat je er een hekel aan hebt als ik je zo noem. In feite weet ik dat je er een hekel aan hebt als ik je überhaupt bij je naam noem. Je hebt een hekel aan mij en kijkt naar me met verachting. Ik zie dat heus wel. Ik heb hier lang over nagedacht en dit is volgens mij de enige oplossing. Ik wil niet leven zonder jou en ik kan je blijkbaar nooit hebben.

Het beste.


"Het spijt me voor je, man," zei Damian en hij omhelsde me even. "Kende je haar goed?" Ik was even stil. Toen keek ik hem aan en ik zei: "Nee."