zondag 9 september 2012

Isaac

Ik had me de hele dag wat afzijdig gehouden, maar het werd nu toch behoorlijk donker en ik had spullen nodig om de nacht te overleven. Bovendien bleef Hendrike nu toch wel erg lang weg. Normaal gesproken kwam ze me altijd na een tiental minuten toch zeker wel zoeken. Haar ziekte-aanvallen duurden ook nooit langer dan een paar uur en er was nu een halve dag verstreken. Met tegenzin slenterde ik terug naar de plek waar ik haar had achtergelaten. Het was zo schemerig dat ik over haar struikelde voor ik haar zag. Ze lag een paar honderd meter van de bomen waar ik haar onder had neergelegd en zag er niet uit. Ze zat onder het zand en haar haren kleefden aan haar gezicht. Haar gezicht leek wel opengekrabd en aan haar nagels te zien had ze dat zelf gedaan. Ik hurkte bij haar neer. "Isaac, ben jij dat?" Haar stem klonk alsof haar keel vol met zand zat. "Waarom heb je mijn moeder afgelopen moederdag geen cadeautje gegeven? Vond je me daar niet belangrijk genoeg voor?" Ik zuchtte en tilde haar op. "En die keer dat we samen door de stad liepen en je ex-vriendin langs kwam, toen wilde je me niet zoenen. Geef je dan niet om me?" Ze hield haar ogen halfgesloten terwijl ze praatte en ze hijgde na elke zin. "Isaac, hou je wel van me?" Ik gaf geen antwoord en legde haar bij de kring mensen om het kampvuurtje. "Wat is dit, nog een gewonde?" bulderde een stem naast me. Ik mompelde wat terug. "Ja, zoiets..." "Wij hebben elkaar nog niet ontmoet geloof ik. Ik ben Craig. Heb je de rest van deze mensen eigenlijk al wel gezien?" Terwijl hij praatte sloeg hij met zijn hand op mijn schouder en ik moest de neiging om zijn hand van mijn schouder te slaan onderdrukken. "Ik ben Isaac. Nee, ik heb nog niemand gesproken." "Oh, daar zullen wij eens even wat aan doen. Dat daar is Dwight geloof ik, daar naast hem zitten Miro en haar vriendje, die met datzelfde haar..." Verder liet ik hem niet uitpraten. Ik draaide me om en liep weg. De rest zou wel wat op Hendrike letten. Alsof ik behoefte had om al die namen te onthouden. Wie dacht die kerel wel niet dat ik was. Ik had wel betere dingen te doen met mijn leven. Boos liep ik weg naar de zee. Ik wilde van dit eiland af, zo snel mogelijk. Ik stond al een tijdje een beetje met mijn blote voeten het water te schoppen - wat niet erg opluchtend was, omdat het niet zo hard ging - toen iemand naast me kwam staan. Ik weigerde om opzij te kijken. Dat was vast zo'n klojo die wilde dat ik iets zou doen. Of een gezellig praatje wilde maken. Nou, hij kon de pot op. Ik hoefde geen gezellige praatjes. Ik had in mijn leven al genoeg gezellige praatjes gemaakt. Ik wilde gewoon lekker boos zijn op de wereld en op Hendrike. Boos zijn was fijn. "Ehm..." Ik bleef gewoon naar het water staren. "Dat meisje dat je naar het kampvuur hebt gebracht..." Oh, hij wilde over Hendrike praten. Nee, fijn. Ik draaide hem resoluut de rug toe. "Ehm..." De jongen bleef ongemakkelijk staan en ik kreeg toch wat medelijden met hem. Hij kon er ook niks aan doen dat ik zo kwaad was. Ik gromde en draaide me naar hem toe. Het was een jongen van een jaar of twintig met halflang blond haar en een leren veter om zijn nek. Hij droeg een groen shirt. "Ik ben Damian, trouwens." Hij stak zijn hand uit. Ik negeerde zijn hand en zei kortaf: "Wat is er met dat meisje?" "Ze, ehm..." Ik keek hem ongeduldig aan. Waarom zei hij niet gewoon wat hij op zijn hart had? "Ja?" "Ze heeft zelfmoord gepleegd."

Gefrustreerd ijsbeerde ik de kamer op en neer. Hendrike zat op de bank te huilen en keek me wanhopig aan. "Maar je kunt het niet uitmaken! We zijn man en vrouw! We horen bij elkaar! En we zijn samen één geweest!" "Samen één geweest? Samen ÉÉN geweest? Je kunt wel gewoon zeggen: 'we zijn samen naar bed geweest' of: 'we hebben seks gehad' hoor! Dit is de 21e eeuw. Dan kan dat. En dat is wat mensen doen. Dat is écht geen reden om voor altijd bij elkaar te blijven. Je ziet toch dat het niet gaat tussen ons? Vind jij het leuk dan, zoals het nu gaat? Ik heb geen ruimte voor mezelf meer! Ik kan nergens heen! Ik heb geen vrienden, ik zie mijn familie nooit. En dat is allemaal jouw schuld! Zie je dat dan niet? Ik zal nooit vrij zijn, tenzij ik bij je wegga. En dat is wat ik nu doe." Ik baande mijn weg door het perfect symmetrisch geordende appartement en opende de voordeur. Hendrike sprong op van de bank en klampte zich vast aan mijn arm. "Nee, alsjeblieft! Dit is een schande voor mij en mijn familie! Dit kun je niet doen. Echt niet. Je houdt van mij. We zijn voorbestemd voor elkaar." Ik trok mijn arm los en stapte naar buiten. Hendrike sprong naar voren en greep me nu bij mijn trui. "Nee! Laat me hier niet alleen! Ik kan het niet zonder jou! Jij bent de reden van mijn bestaan! Wat moet ik zonder jou? En we hebben het toch leuk samen? Geef ons nog een kans!" Ik keek haar kil aan. "Ik heb 'ons' genoeg kansen gegeven. Ik wens je een fijn leven verder en ik hoop voor je dat je iemand vindt die net zo is als jij. Vaarwel." En met deze woorden trok ik me voor de laatste keer los en liep ik weg. Toen ik buiten op de straat liep, voelde ik een immense opluchting. Ik had het eindelijk gedaan. Ik was vrij. De wereld stond voor me open. Ik liep langs een snackbar en zag vanuit mijn ooghoeken dat de patat mayo vandaag voor de halve prijs was. Ik dacht bij mezelf: 'Ik ga vandaag eens lekker patat halen. Dat heb ik wel verdiend.' Tien minuten later liep ik tevreden over de straat onderweg naar huis met een grote zak patat. Toen ik de laatste hoek om ging en mijn flatje al kon zien, stopte er ineens een auto naast me. De deuren gingen open en er stapten drie stevige jongens uit. Ik herkende ze als de grote broers van Hendrike. Ze kwamen dreigend op me af en ik begon al achteruit te lopen, toen ik tegen iemand opbotste. Het woordje 'pardon' bleef in mijn keel steken toen ik zag wie het was. Hendrikes vader. Hij greep me bij mijn elleboog en duwde me tegen de muur. De drie broers stelden zich zwijgend achter hem op. "Ik begrijp dat jij mijn kleine meisje pijn hebt gedaan." Hij bracht zijn gezicht heel dicht bij het mijne en sprak op een lage, zachte toon. "Ik begrijp dat jij haar wilde 'verlaten'. Omdat je haar niet goed genoeg voor je vond. Is dat waar?" Ik slikte en keek koortsachtig de straat rond. Niemand te zien natuurlijk. "Is. Dat. Waar?" Ik schraapte mijn keel. "Nou, ehm, niet dat ze niet goed genoeg voor me is, maar..." "Dus jij wilde bij haar weggaan?" "Nou, ja, eigenlijk wel." Een stoot in mijn maag liet me dubbelklappen. "Jij wilde mijn kleine meisje verlaten?" Een volgende slag raakte me in mijn zij. "En jij dacht dat dat zomaar kon?" Een trap tegen mijn schenen deze keer. "Naar ik begreep zijn jullie samen één geweest, jongeman." Ik kon er niets aan doen, ik kreunde. Drie snelle slagen tegen mijn borst waren het gevolg. "Laat ik het zo stellen. Jij gaat naar haar terug, bied je excuses aan en blijft bij haar. Als je dat niet doet, komen we je elke week voor de rest van je leven opzoeken. En dat niet alleen, we gaan alle vier een basisschool langs en het eerste kind dat naar buiten komt, slaan we in elkaar. Net zo lang als jij leeft." Hij pakte me bij mijn haar en trok mijn hoofd achterover. "Dus, jij gaat naar mijn dochtertje terug of je maakt jezelf van kant. De keuze is aan jou." Hij gooide me op de grond, voor de voeten van de drie andere broers, die gretig op me in begonnen te schoppen.

Ik geloofde niet wat ik zag. Hendrike was in haar toestand een boom in geklommen en er met haar hoofd naar voren weer uitgedoken. De jongen die Damian heette, raakte even mijn arm aan. "Ze heeft nog een afscheidsbrief geschreven. Hij is aan jou gericht, dus ik heb hem maar niet gelezen." Ik vreesde enorm voor wat ik in die brief zou aantreffen, maar desondanks pakte ik het papiertje aan.

Beste Isaac,

Ik schrijf geen 'Lieve Isaac' meer, want ik weet dat je er een hekel aan hebt als ik je zo noem. In feite weet ik dat je er een hekel aan hebt als ik je überhaupt bij je naam noem. Je hebt een hekel aan mij en kijkt naar me met verachting. Ik zie dat heus wel. Ik heb hier lang over nagedacht en dit is volgens mij de enige oplossing. Ik wil niet leven zonder jou en ik kan je blijkbaar nooit hebben.

Het beste.


"Het spijt me voor je, man," zei Damian en hij omhelsde me even. "Kende je haar goed?" Ik was even stil. Toen keek ik hem aan en ik zei: "Nee."

Geen opmerkingen:

Een reactie posten