woensdag 25 april 2012

West

Ze zeggen wel eens dat als je iets wilt vinden, alles wat je moet doen is ophouden met zoeken. Nog vaker zeggen ze: "Pas op met wat je wenst." En ik wou dat ik was blijven zoeken. Beide gezegdes bleken waar te zijn toen ik besloot eerst maar tot rust te komen voor ik mijn zoektocht naar Naomi zou voortzetten. Voor rust kreeg ik echter de gelegenheid niet, want ik stond net tot aan mijn enkels in het lauwe zeewater om mijn gezwollen voeten te koelen toen ik het zag. Drijvend in het water. Een groene vlek. Hetzelfde groen als Naomi's favoriete capuchontrui. "HELP!" gilde ik. "Er ligt iemand in het water!" Onder normale omstandigheden was er misschien wel iemand komen helpen. Zoveel vertrouwen wil ik nog wel hebben in de mensheid, maar vlak na een vliegtuigcrash was hulp teveel gevraagd. Niemand merkte mijn wanhoop zelfs maar op. Dus begon ik zelf de azuurblauwe zee in te rennen. De golven sloegen tegen mijn pijnlijke knieën en mijn tenen zakten weg in het zachte zand. Het water kwam tot aan mijn schouders toen ik het lichaam bereikte. Zonder naar het gezicht te kijken greep ik de capuchon en waadde zo snel mogelijk weer naar het strand. Pas toen ik de groene vlek veilig op het strand had afgeleverd durfde ik te kijken. Het was Naomi. Haar gezicht lijkbleek, haar lippen blauw. Haar blonde haren lagen  in natte slierten rond haar gezicht. Ik stortte me op mijn knieën in het natte zand en schudde haar ruw door elkaar, maar ze verroerde zich niet. Even wist ik niet wat ik moest doen. Mijn gezwollen vingers klampten zich wanhopig vast aan de doorweekte stof van Naomi's trui, en ik voelde iets branden achter mijn netvliezen. Ik beet op mijn lip en probeerde mezelf zover te krijgen haar pols te voelen, maar ik was te bang voor wat ik zou voelen. Of vooral voor wat ik misschien niet zou voelen. In plaats daarvan begon ik systematisch druk uit te oefenen op Naomi's borstkas, zoals ik in mijn cursus EHBO op de middelbare school had geleerd. Ik wisselde die techniek af met mond-op-mondbeademing. Als ik dat maar lang genoeg deed zou het goed komen. Dan zou ze plotseling hoesten, en een mond vol zout zeewater uitspugen. Toen ik mijn lippen op de hare drukte voelde ik hoe ijskoud haar huid was, maar dwong mezelf het te negeren. Ik weet niet hoe lang ik door ging met de EHBO-routine. Misschien vijf minuten, misschien een uur. Maar Naomi hoestte niet. Ze spuugde ook geen water uit, en haar huid bleef koud. Dit mocht niet. Dit kon niet. Naomi was niet degene die eerder doodging. Zo werkte het niet. We hadden juist meer tijd gekregen. Wij allebei. Naomi was nog lang niet klaar op deze wereld. De wereld had haar nog nodig. Ik had haar nodig. Ik proefde iets zouts op mijn bovenlip. Zeewater? Ik haalde diep adem en pakte Naomi's pols. Ik tastte haar huid af op zoek naar haar slagader. Ik was hier nooit goed in. Vaak kon ik mijn eigen polsslagader niet eens vinden. De andere manier dan maar. Ik ging iets achteruit en vleide mijn hoofd voorzichtig neer op Naomi's borst. Ik verplaatste mijn oor verschillende keren, op zoek naar het zo bekende geluid van haar hartslag, maar ik hoorde alleen maar stilte. Ik was doof. De vliegtuigcrash had mijn gehoor beschadigd. Dat was de enige mogelijke verklaring. En op dat moment, als om me te pesten, begon een vogel te zingen. Het geruis van de goven die ritmisch over het zand gleden dreunde pijnlijk in mijn hoofd en confronteerde me met de onafwendbare waarheid. "Nee..." hoorde ik mijn eigen stem fluisteren. "Nee." Mijn oogleden voelden zwaar en mijn handen voelden door en door koud. Mijn hele lichaam begon onbedaarlijk te schokken. "Nee." hoorde ik opnieuw. Het was mijn eigen stem, maar het klonk niet als mij. Het klonk onafstandelijk en onbekend. Hoog en onnatuurlijk. Ik zocht troost bij het vertrouwde lichaam van mijn zus en beste vriendin, maar haar ledematen waren stijf. Ik begroef mijn gezicht in de doorweekte stof van haar trui. Het zeewater had haar geur volledig weggespoeld. Hete tranen trokken sporen over mijn vuile wangen en mijn keel deed pijn, alsof hij dichtgeknepen werd, maar ik weigerde Naomi's lichaam lost te laten.

Vol ongeloof hing ik de telefoon op. Naomi keek me ademloos aan. "En?" vroeg ze fluisterend. Ik keek haar verbaasd aan. "Geslaagd." zei ik zachtjes. Een grote grijns brak door op het gezicht van mijn pleegzusje en beste vriendin. "Daar hoef je toch niet zo verbaasd over te zijn?" zei ze opgewekt.  "Ik had eerlijk gezegd niet anders ver-." "Cum laude." zei ik zachtjes, dwars door haar zin heen. Naomi viel even stil. Daarna sloeg ze haar slanke armen om mijn hals. "West!" gilde ze in de hoge stem die ze altijd opzette als ze blij was. "Jij onverbeterlijke supernerd!" Ze drukte een kus op mijn wang en liet me los. Er klonk haastig gestommel op de trap. Ik had mijn ouders allebei naar beneden gestuurd op het moment dat de telefoon ging. Dit moment wilde ik alleen met Naomi delen, maar nu popelden ze natuurlijk allebei om het goede nieuws te horen. "Kom maar binnen." zei ik zo neutraal mogelijk, terwijl ik naar Naomi gebaarde dat ze haar mond moest houden. Mijn moeder en vader schuifelden nerveus de kamer binnen. "En?" Ik nam de tijd om hun gezichten te bestuderen. Mijn vader had zijn wenkbrauwen samengetrokken in een ernstige frons en mijn moeder keek alsof ze ieder moment kon flauwvallen, en toen ik opzij keek begreep ik waarom. Naomi keek me aan en trok een grafgezicht. Ze legde haar hand op mijn schouder en knikte me bemoedigend toe. Ik moest mijn uiterste best doen om niet in lachen uit te barsten. "Het geeft niet, West." zei ze zogenaamd begripvol. "Zeg het nou maar gewoon. Ze zullen heus niet minder van je gaan houden." Ik knikte met dezelfde trieste uitdrukking op mijn gezicht. Mijn moeder liet zich verlamd in de oude fauteuil bij de deur zakken. "Waarom zouden we minder van je houden?" vroeg ze, en haar stem schoot de hoogte in bij het woord 'houden'. "Omdat West niet normaal is." zei Naomi met een uitgestreken gezicht. "Normale kinderen slagen namelijk niet cum laude op het gymnasium met drie extra vakken. " "Twee." corrigeerde ik. "Voor geschiedenis heb ik geen examen gedaan, dat deed ik erbij voor de lol." "Dat bedoel ik dus." zei Naomi even ernstig. Mijn moeder was in de war. "Cum... Cum laude?" vroeg ze, alsof ze nog niet helemaal durfde te beseffen wat deze uitspraak betekende. Mijn vader was iets sneller van begrip, en zijn wenkbrauwen schoten omhoog. "Ik ben geslaagd!" riep ik blij. Mijn moeder slaakte een hoog gilletje en begon toen te huilen. "Cum laude!" vulde Naomi aan. "Oh West!" snikte mijn moeder. "Je liet me schrikken jongen." Ik liep grijnzend naar haar toe om haar te omhelzen. "Goed gedaan jongen." zei mijn vader, terwijl hij me op mijn schouder sloeg. Vervolgens plukte hij een zakdoek uit zijn zak en gaf hem aan mijn moeder, maar die sloeg haar armen om me heen en trok me stevig tegen zich aan. "Ik ben zo trots op je Westie." piepte ze gesmoord. Zodra ik wat meer ruimte kreeg, draaide ik mijn hoofd om en grijnsde naar Naomi. Ze zei niets, maar haar gezicht sprak boekdelen. "Ik zet wel even thee." zei ze na een tijdje. Mijn moeder had me nog steeds vast, en toen ze langs me liep, vormde ze de woorden "Goed gedaan broertje." met haar mond.

dinsdag 24 april 2012

Amber

Nadat ik me had ingesmeerd met de lippenbalsem, voor zover dat mogelijk was, stond ik op. Ik was weer een beetje rustig geworden en Joslin Spencer was nog steeds niet teruggekomen. Waarschijnlijk was het niet zo'n groot probleem als ik hier nu vandaan ging. Bovendien moest ik een plek in de schaduw op gaan zoeken, want ondanks de lippenbalsem brandde de zon nog steeds ontzettend op mijn hoofd en mijn schouders. Ik stond een beetje moeizaam op en strekte mijn pijnlijke spieren. Ik liet het potje lippenbalsem in de diepe zakken van mijn korte, kaki gekleurde broek glijden. Ik begon langzaam door het zand naar de bomen te lopen. Mijn linkerbeen sleepte een beetje. Waarschijnlijk zou het wel weer over gaan. Ik kwam steeds dichter bij de bosrand en zag steeds meer bagage op de grond liggen. De meeste, harde koffers waren opengesprongen en er lagen dan ook ontzettend veel kleren gewoon op het strand. Ik struikelde bijna, omdat mijn voeten verstrikt raakten in een groene boxershort. Ik trok mijn neus even op en schopte de onderbroek toen weg, om weer verder te lopen. Ik scande het strand af, opzoek naar mijn eigen, grote, witte reistas van Adidas. Het was minder moeilijk dan dat ik dacht om hem te vinden. Hij lag een paar meter, rechts voor me. Alleen was hij open. Sterker nog. Er zat iemand in te graaien. Ik fronste mijn wenkbrauwen en liep naar de koffer en naar de onbekende die door mijn spullen zat te neuzen. "Pardon, maar dat is mijn dagboek dat je daar in je handen hebt." zei ik, misschien wel een tikkeltje geïrriteerder dan dat ik had willen klinken. De man die met een beetje een geschrokken blik omhoog keek was duidelijk een paar jaar ouder dan ik. "Oh.. Het spijt me. Ik was opzoek naar eten.." zei hij een klein beetje gedesoriënteerd. Ik keek even om me heen en zag hoe meer mensen in tassen aan het zoeken waren, duidelijk ook opzoek naar voedsel. Ik kon de man niet echt kwalijk nemen dat hij in mijn bagage aan het rotzooien was. We waren ten slotte neergestort op een onbewoond eiland en ik had ook best dood kunnen zijn. Sterker nog, als Joslin er niet was geweest, was dat waarschijnlijk ook gebeurd. "Ach, maak je er maar niet druk om." zei ik. De man strekte zijn arm uit, met het dagboek erin en ik pakte het dankbaar aan. "Ik ben Dwight Merchant." zei hij. "Amber Simmons." Zei ik, terwijl ik op mijn knieën naast mijn tas ging zitten en de voorkant open ritste. Daar haalde ik drie XXL Marsen uit, die ik op het vliegveld had gekocht. Ze voelden aan alsof ze flink gesmolten waren, maar ik stak ze uit naar Dwight, die ze aanpakte. Ook pakte ik een fles met een liter water uit mijn tas, die voor een kwart was opgedronken. "Dit is alles wat ik te bieden heb, vrees ik." zei ik met een lichte, trieste glimlach. "Dankjewel." zei Dwight, en hij schonk me een glimlach. Hij keek even snel over zijn schouder, om naar een brede, intimiderend uitziende man te kijken die de mensen die de tassen aan het doorzoeken waren observeerde. "Ik denk dat ik dit maar even daarheen ga brengen." zei Dwight, met de marsen en het water in zijn hand. Ik knikte even. Dwight stond op en liep richting de schaduw van de bomen, waar kennelijk meer voedsel lag. Ik legde het dagboek weer voorzichtig in mijn tas en bracht het naar de bomen, waar ik begon te zoeken naar zonnebrand. Ik begon me snel in te smeren, om de schade die mijn huid had opgelopen verder te beperken.

De broodrooster zei ‘plop’ en ik pakte met twee vingers de toast uit het apparaat. Ik legde de stukken geroosterd brood snel op een bord en blies op mijn vingers. “Dat is warm.” Zei ik overbodig. De tonen van Comptine d’un Autre Été van Yann Tiersen bereikten mijn oren en ik grijnsde. Karen was wakker en ze had haar piano alweer gevonden. Ik pakte de roomboter en begon de toast rijkelijk in te smeren. Daarna bestrooide ik het met een laag suiker. Ik wilde mijn bord net meenemen naar de eettafel, toen mijn moeder de keuken binnenkwam lopen met een grijns van oor tot oor. “Is het niet prachtig?” vroeg ze retorisch, doelend op de muziek, terwijl ze me een kus op mijn wang gaf. “Goedemorgen mam.” Zei ik, toen ik het bord oppakte. Mijn moeder trok haar wenkbrauwen afkeurend op. “Dat is nou niet echt een gebalanceerd ontbijt voor een topsportster. Zou je niet een cracker met kaas eten?” Ik haalde glimlachend mijn schouder op. “Het is zondagochtend en ik vind dat het best voor een keertje mag. Bovendien heb ik geen wedstrijden komende week. Maak je maar niet zoveel zorgen mama, daar krijg je rimpels van.” Ik liep naar de tafel en zette het bord neer en begon de toast te eten. Toen ik klaar was, bracht ik het bord naar het aanrecht en zette ik het in de vaatwasser nadat ik de broodkruimels in de prullenbak had gegooid. Tot nu toe was het een normale zondagochtend. Het enige wat anders was, was dat ik vandaag geen wedstrijd had. Of training. Ik had gewoon een dag vrij. De deurbel ging en ik hoorde hoe mijn moeder open deed. "Oh.. Porter.. Ik weet niet of.." hoorde ik haar zeggen. Ik verliet het aanrecht en binnen een paar seconden stond ik bij de deur en sloeg ik mijn armen om zijn nek. Hij gaf me een kus, met een grote grijns op zijn gezicht. "Ga je mee? Ik heb met Kathleen, Seth en de rest afgesproken in het park en ik dacht dat aangezien je een vrije dag had.." zei hij, met zijn lippen nog dichtbij de mijne. Zijn stem was niet meer dan een gefluister. Ik was even vergeten dat mijn moeder ook nog bij de deur stond, tot ze opeens opvallend schel kuchte. Ik liet Porter los en keek haar een beetje smekend aan. "Is het goed als ik naar het park ga?" Ze keek me schattend aan. "Eigenlijk dacht ik dat het misschien een goed idee zou zijn om naar de sportschool te gaan, aangezien je geen training of wedstrijd hebt vandaag. Je moet wel in vorm blijven.." ze scheen het idee van een dag die verspild zou worden aan het chillen in het park met vrienden niet zo'n fijn idee te vinden. "Ah, mam! Het is maar voor een dagje. En ik kan best een paar rondjes hardlopen vanavond. Ik blijf echt wel in conditie." Ik beet op mijn lip en voelde hoe Porter naar mijn hand reikte. Mijn moeder deed altijd zo moeilijk over dit soort dingen. Soms baalde ik ervan dat ik op hoog niveau turnde. Er waren heel veel voordelen en ik vond turnen geweldig, maar het zou fijn zijn geweest als mijn moeder niet nóg fanatieker dan ik was geweest. "Ach, vooruit dan." zei mijn moeder, duidelijk nog steeds niet blij met het idee. Ik greep mijn tas van het tafeltje naast de kapstok en liep naar buiten, voordat mijn moeder van gedachten kon veranderen. Hand in hand liep ik met Porter in de aangename zomer zon, richting het park. 

dinsdag 17 april 2012

Miro

Chris sliep nu al een tijdje, als het tenminste slapen was. Ik hoopte dat het slapen was. Ik durfde Chris niet in de steek te laten, maar ik voelde me erg nutteloos. Om me heen zag ik mensen van alles doen. Ik zag zelfs iemand de tassen afzoeken op zoek naar ... op zoek naar wat eigenlijk? Ik keek een tijdje hoe de man door de tassen zocht. Toen hij een paar tassen verder was, herkende ik iets wat hij in zijn hand hield. "Hé!" riep ik. Verschillende mensen keken om. Ik schraapte mijn keel en riep nog een keer. "Hé!" De man keek om, met een schuldig hoofd. "Achter de tas die je nu aan het doorzoeken bent," de man legde mijn rode jurkje met een onschuldige blik terug in de tas, "staat een kooi met een laken erover. Kun je die hier brengen?" De man keek even en zag al snel wat ik bedoelde. Met een glimlach bracht hij het naar mij. Toen hij me de kooi overhandigde was het net of hij een kleine buiging maakte, wat makkelijk verklaard kon worden door het feit dat ik op de grond zat. "Ik was aan het zoeken naar eten," zei hij. "Ik ben Dwight." Ik glimlachte terug en zette de kooi op het zand om zijn uitgestoken hand te beantwoorden. "Miro. Aangenaam je te ontmoeten," zei ik en bijna had ik zelf een buiging gemaakt. Ik vond Dwight meteen aardig. Hij was zo'n persoon die een goede sfeer met zich mee bracht, in elke situatie. "Al eten gevonden?" "Nee. Wel een hoop onzin. Niet te geloven wat mensen meenemen zeg." Hij grijnsde. "Wat zit er in de kooi?" Nu was het mijn beurt om te grijnzen. Als hij dacht onzin gezien te hebben in de tassen, zou hij dit zeker leuk vinden. Ik legde Chris' hoofd voorzichtig neer en ging staan. Met een hoop bravoure pakte ik het laken en met een ruk trok ik het weg. Jack - want die zat natuurlijk in de kooi - haalde een slaperige kop uit zijn veren. Afwachtend keek ik naar Dwight. Die was één en al oog voor mijn papegaai. Hij bekeek hem van alle kanten en leek zich af te vragen of hij zou bijten als hij zijn vinger door de tralies stak. "Wil je hem even vasthouden?" Ik glimlachte om Dwight's enthousiaste hoofd en maakte het deurtje van de kooi open. Jack was ondertussen wakker en bekeek Dwight nieuwsgierig. Hij kende iedereen waar ik regelmatig mee praatte, maar deze man had hij nog nooit gezien. Volgens mij vond hij hem ook wel aardig. Ik zette Jack op Dwight's schouder en hij begon achter zijn hoofd langs over zijn schouders te paraderen. Ik schoot in de lach toen Dwight zijn hoofd zover probeerde te draaien dat hij Jack kon zien, maar daarbij zijn evenwicht verloor. Hij plofte in het zand en plukte een geschrokken Jack uit zijn haar. Ik moest nog harder lachen om Jack's kop. "Zo zo. Ik zie dat jullie het wel naar je zin hebben hier," hoorde ik een donkere stem achter me zeggen. Geschrokken draaide ik me om en stond oog in oog met een nors-kijkende man. De man keek me met een doordringende blik aan en gaf me op de één of andere manier het gevoel dat ik iets verkeerds had gedaan. Snel pakte ik Jack terug en zette hem op mijn eigen schouder. De man draaide zich naar Dwight. "Zou jij niet de tassen doorzoeken voor eten?" De man wierp een dreigende blik op mij en trok Dwight overeind. "Kom op, maak je zelf eens nuttig." "Jij ook," zei hij, me geen blik waardig meer keurend. Hij gaf Dwight een grote duw terug naar de tassen.

zaterdag 14 april 2012

Dwight

De situatie begon iets rustiger te worden op het strand. De motor van het vliegtuig was inmiddels uitgevallen en de meeste brandjes waren gedoofd. De gewonden waren verzorgd en de meeste overlevenden liepen nu rond op zoek naar hun koffers, of hielpen met het verzorgen van een gewonde geliefden. Ook zaten een aantal nog steeds te huilen of keken gewoon gewoon in shock voor zich uit. Persoonlijk vond ik dat ook de meest aantrekkelijke optie, maar dat leek me geen goed idee. Ik moest sterk blijven voor degenen die hulp nodig hadden. Ikzelf had bij de crash geen dierbaren verloren, en ik was ook nagenoeg ongedeerd, dus ik moest er kunnen zijn voor de mensen die er minder gelukkig vanaf waren gekomen. Na een rondje over het strand om te zien of ik iemand kon helpen kwam ik weer terug bij het wrak, waar de meeste mensen nog stonden, zaten of lagen. "Steve! Hoeveel flessen water heb je tot nu toe?" galmde een diepe basstem. Ik keek naar de plek waar de stem vandaan kwam. "Ehm... 27." mompelde een slungelige jongeman met een bril waarvan één glas gebarsten was. "Mooi. Natalee heeft daar in de schaduw een kuil gegraven. Leg ze daar maar in." zei de basstem. De eigenaar was een man van een begin 30 met een donkerblonde kuif en en een fikse kin vol stoppels. Hij was niet erg lang, maar leek een beetje op alles en iedereen neer te kijken. Ik fronsde en liep naar hem toe. "Ehm... Mag ik vragen wat je met al dat water van plan bent?" De man keek me schattend aan, en grijnsde toen spottend. "Inventariseren natuurlijk. Was je bang dat ik het allemaal zelf zou opdrinken?" Ik haalde mijn schouders op. "Ik vroeg het me gewoon af." "Iemand moet het doen." zei de blonde man. "Als we het gewoon laten liggen zullen de hebberigste mensen alles opdrinken, en hebben niks. Bovendien zijn we dan binnen 8 uur door al het water heen, en ik weet niet hoe lang we hier te slijten hebben voor de hulpploegen komen, maar ik zit het liever uit zonder uit te drogen, wat jij?" Ik gunde de man een half knikje. Hij had wel een punt. De man hier zijn kin nog iets hoger op en keek me aan langs zijn brede, rechte neus. "Wat is je naam?" Ik aarzelde even. "Dwight." zei ik toen. "Dwight Merchant." De blonde man stak een grote, verweerde hand uit. "Craig Lawson." Ik nam de hand aan en kreeg een ferme handdruk. "Maak je maar geen zorgen, Dwight. Ik zorg ervoor dat het water eerlijk verdeeld wordt. Hetzelfde moet eigenlijk ook gedaan worden met het eten. Heb je iets te doen, Dwight?" Dat was een beetje een rare vraag. Ik zat op een onbewoond eiland na een vliegtuigcrash. Wat zou ik in hemelsnaam te doen kunnen hebben. Craig vatte mijn zwijgen op als ontkenning, dus vervolgde hij zakelijk. "Mooi. We kunnen best een extra paar sterke mannenhanden gebruiken. Als jij nou door de bagage scant op zoek naar eten? Ik heb Natalee de opdracht gegeven een manier te bedenken het eten op te slaan om het zo lang mogelijk houdbaar te houden. Ik verwacht een effectieve oplossing, het is een vindingrijke vrouw." Ik keek onwillekeurig naar mijn handen. Ze waren zacht en fijngevormd. Het zwaarste wat ze ooit te verduren hadden gehad was een papercut van een slechtgemaakt literatuur-examen. Sterke mannenhanden. Juist. "Hoe dan ook. Breng alles wat je vindt maar hierheen, dan zorg ik dat het goed terecht komt." Ik trok een wenkbrauw op. "Wil je dat ik de bagage van slachtoffers ga doorzoeken op zoek naar eten?" Craig knikte kort. "Dat is precies wat ik wil. Maak je niet druk, het zal er misschien niet zo goed uitzien, na een tijdje zullen ze je dankbaar zijn." Ik knikte langzaam. Het idee om voedsel uit de bagage van dode mensen te ontvreemden stond me nog steeds niet aan, maar Craig had waarschijnlijk wel gelijk. In dit soort situaties was een leider vaak nodig, en Craig leek die taak maar al te graag op zich te nemen. Nouja... Hij liever dan ik. Ik zuchtte eventjes en besloot hem toen maar gewoon te gehoorzamen. Ik liep op de eerste de beste koffer af en trok de ritssluiting open. Het eerste wat ik zag was een vuurrood, met kant aangezet damesslipje. Ik slikte even. Iedere vreemdeling zou met één blik kunnen zien dat dit niet mijn koffer was. Ik begon tussen de kleurrijke kledingstukken te zoeken  naar eten en hoopte vurig dat niemand me op zou merken.

woensdag 11 april 2012

Jayden

Ik liep met mijn hand tegen mijn oog gedrukt door het zand. Het bloed liep tussen mijn vingers door en kwam terecht op mijn T-shirt. De snee boven mijn wenkbrauw prikte en brandde en het bloed liep telkens in mijn ogen waardoor mijn gezichtsveld nogal wazig werd. Ik liep langs het vliegtuigwrak, tussen tientallen mensen die levenloos op de grond lagen door. Hoe verder ik kwam, hoe meer koffers er op het strand verschenen. Ik begon uit te kijken naar mijn koffer, voorzover dat mogelijk was met het bloed dat mijn gezichtsvermogen sterk verminderde. Het was lastig zoeken. Er lagen tientallen koffers en tassen met bagage op het strand en daartussen lagen brokstukken en lichamen, wat het geheel niet overzichtelijker maakte. Als ik maar iets had om tegen mijn wond te drukken, dan zou het allemaal al een stuk beter zijn. Uiteindelijk vond ik mijn koffer en wonder boven wonder een paar meter daarnaast mijn oude, versleten reistas. Ik ritste de tas open en pakte het eerste het beste T-shirt wat ik kon vinden en drukte het tegen mijn voorhoofd aan. Toen hees ik de tas over mijn schouder en begon de koffer door het zand te zeulen, richting de schaduw die het oerwoud bood. Dat ging niet gemakkelijk. Ten eerste bood het zand flink wat weerstand en ten tweede moest het ook nog allemaal met een hand. De zon brandde op mijn armen en op mijn hoofd en de schaduw van de bomen werd steeds aantrekkelijker. Ik lette al niet meer op de lichamen die ik passeerde en hield mijn blik strak vooruit. Er waren nog steeds mensen bezig om andere mensen te helpen, maar wat had het eigenlijk voor zin. Het was niet alsof mensen met grote wonden het lang zouden overleven op dit eiland. Of je zou ervan uit moeten gaan dat we snel zouden worden gered. Ik keek naar de lucht, op zoek naar een helikopter die een einde aan dit korte avontuur zou maken. Nee. Geen reddingsploegen. Ik snoof even terwijl ik mijn koffer over een hobbel in het zand trok. Toen werd mijn voet opeens vastgegrepen en kon ik niet meer verder. Ik keek naar beneden en zag hoe een bebloede en geschaafde hand me bij mijn enkel vasthield. Er zat niet veel kracht meer in de hand. Ik volgde de arm en zag een man van zo'n eind vijftig op de grond liggen. Het zand om hem heen was nogal rood gekleurd. Hij had waarschijnlijk nogal liggen woelen, waardoor het stuk metaal dat in zijn buik stak nog verder in zijn vlees was gedrongen. De man keek me wanhopig aan. Zijn mond ging een klein beetje open en zijn lippen vormden het woord 'help'. Er kwam geen geluid meer uit zijn keel. Ik aarzelde even, maar liet toen toch mijn koffer staan en boog me over de man heen. Ik wist dat ik hem niet kon helpen. Hij zou het niet overleven, wat ik ook voor hem zou doen. Er kwam een schor, gorgelend geluid uit zijn keel en ik glimlachte triest naar hem. "Sorry oude man. Ik kan niks meer voor u doen." zei ik en ik haalde zijn hand van mijn enkel en hield hem even in mijn eigen hand. Zijn gezichtsuitdrukking was er een van pijn, angst en wanhoop. Minder dan een minuut later verloren zijn ogen hun glans en zag hij niets meer. Ik legde mijn vinger in zijn hals en voelde geen hartslag meer. "Rust in vrede, oude man." zei ik, terwijl ik zijn oogleden naar beneden drukte en mijn koffer weer pakte om verder te lopen.

Isaac

Het eerste wat ik voelde, was dat iemand aan mijn arm sjorde. Ik opende mijn ogen en zag dat iemand me over het zand sleepte. Ik trok mijn arm terug en keek wie er zo vriendelijk was geweest mijn arm haast te ontwrichten. Het was Hendrike. Ik zuchtte en ging staan. Ik inspecteerde of ik niet gewond was, maar zo te zien viel de schade mee. Hendrike moest me een heel eind gesleept hebben, want mijn arm deed flink zeer. "Je mag me wel bedanken hoor" zei Hendrike. Ik keek haar aan om te zien of ze het meende, maar ik zag geen sporen van sarcasme. "Waarvoor dan wel, als ik vragen mag?" "Ik heb je van daar, " Hendrike wees naar een plek vlak bij het water een paar tientallen meters verderop "helemaal hierheen gesleept."  "Dankjewel" murmelde ik om van haar af te zijn en ik draaide me om om de situatie te overzien. Hendrike gaf me de kans niet en drong aan. "Anders was je vast nat geworden!" Ik gaf haar een kus zodat ze haar mond hield en voelde hoe warm ze was. Ik draaide me terug naar de chaos en hoopte dat ze de hint begreep. Na een paar seconden greep ze mijn arm weer en ik draaide me enigszins geïrriteerd om. Liet ze me dan nooit met rust? Ze probeerde echter niet nog meer dankbaarheid uit me te krijgen, het leek meer of ze bezig was flauw te vallen. Ik keek onderzoekend naar haar en zag dat zij wel gewond was. Ik vroeg me af hoe het haar ooit gelukt was mij helemaal hierheen te slepen. Ze was er duidelijk niet best aan toe. Uit plichtsbesef tilde ik haar op en bracht ik haar naar een rustig plekje onder een overhangende boom. Daar legde ik haar neer. Ik ging op zoek naar de wond, maar ik kon niks vinden. Ik zuchtte. Niet weer... Ik draaide me nu echt om en liep richting het vliegtuig. Hendrike moest het maar even uitzoeken. De eerste personen die ik tegenkwam zaten op de grond. Eén persoon in ieder geval wel. De andere had zijn hoofd in haar schoot liggen en zag eruit alsof hij sliep. Het viel me op dat de jongen en het meisje beide hetzelfde haar hadden. Ik knielde naast het meisje neer. Ze keek op en glimlachte droevig naar me. Ik wist niet zo goed wat ik moest zeggen, dus stak ik mijn hand uit en stelde ik mezelf voor. "Isaac" zei ik. "Miro" antwoordde ze. Ik keek nog eens naar de jongen op haar schoot. Hij had blauwe plekken over zijn hele gezicht en een snee die vanaf zijn linker wenkbrauw over zijn neus naar rechts liep. "Hij slaapt" zei Miro. Ik knikte en stond weer op. Ik wist eigenlijk niet wat ik moest doen. Ik slenterde wat rond het vliegtuig en keek of ik mijn eigen tas kon vinden. Uiteindelijk vond ik mijn tas en ik sleepte hem weg van het vliegtuig. Ik vroeg me af hoe het ooit zover gekomen was dat nou juist dit vliegtuig neer moest storten. Nou zat ik met Hendrike op een onbewoond eiland en kwam ik zeker nooit meer van haar af. Zelfs als ik het uitmaakte, zou ze de hele tijd aan me blijven plakken en zeuren dat ik het niet uit kon maken omdat dat tegen de regels was. Geweldig. Wie weet zouden ze ons nooit komen redden en dan zat ik voor altijd met haar opgescheept! Ik wou dat ik haar gedumpt had toen het nog kon.

maandag 9 april 2012

Alexis

De eerste paniek was gezakt, en eigenlijk voelde ik me nu bizar vredig. Hoe raar het ook was, zo omringd door angst en ellende, op een eiland vol met onbekende bedreigingen, ik voelde me veilig. Veiliger dan ik me in heel lang had gevoeld. Ik bedankte de vreemde jongeman die me getroost had en hees mezelf overeind. Ook mijn hoofdpijn was zo goed als over. Ik haalde het elastiekje van mijn pols en frommelde mijn lange haren in een slordige knot. Niet ver van me vandaan zat een roodharig meisje ineengedoken op het strand. Ik wierp een blik op haar sproeterige armen en zuchtte. Rood haar moest een ramp zijn op een zonovergoten eiland als dit. Zij was natuurlijk binnen no time zo rood als een kreeft. Ik graaide in mijn broekzak en haalde er een klein potje lippenbalsem uit. SPF 20 stond erop. Ik tikte het meisje op haar schouder en ze draaide zich schichtig om. Haar ogen waren betraand en haar wangen waren nat. Ze klemde haar vingers krampachtig om een hangertje om haar nek. Ik probeerde geruststellend te glimlachen en hield het potje tussen duim en wijsvinger. "Het is geen zonnebrand, dat had ik niet in mijn handbagage. Maar het beschermt je lippen tegen de zon, dus de rest van je huid vast ook wel." Het meisje, die overigens eerder een jonge vrouw te noemen was (ze leek minstens drie jaar ouder dan ik) zei niets, maar keek me verbaasd aan. Ik liet me door mijn knieën zakken en pakte haar vrije hand uit het zand. Ik wurmde haar vingers open en legde het potje in haar handpalm terwijl ik me afvroeg of ze wel Engels sprak. "Jij hebt het meer nodig dan ik." zei ik langzaam, in de hoop dat ze het begreep. Tot mijn opluchting knikte de jonge vrouw. "Dankjewel." zei ze een beetje schor. Ik glimlachte. Niet alleen sprak ze gewoon Engels, ze had ook een licht Australische tongval. Ze staarde even verdwaasd naar het potje in haar handpalm, maar draaide toen het dopje ervanaf. Ik wierp nog een laatste blik in haar richting en begon richting het vliegtuigwrak te lopen om te kijken of ik nog iemand kon helpen. Hier en daar hielp ik wat mensen overeind, maar de zwaargewonde mensen durfde ik nog niet te benaderen. Ik wist niets van geneeskunde, en ik probeerde me zoveel mogelijk af te sluiten voor het gekerm van pijnlijderende mensen en het geschreeuw van mensen in paniek. Die kon ik voorlopig nog niet echt helpen. De zon brandde op mijn kruin, en plotseling wist in het: Water. Het beste dat ik nu kon doen om mensen te helpen was op zoek gaan naar water. Waar we ook gestrand waren, het had in ieder geval een tropisch klimaat.  Het zou niet lang duren voor mensen uitdrogingsverschijnselen zouden vertonen. Even keek ik twijfelend naar alle tassen die over het strand verspreid lagen. In de meesten ervan zat waarschijnlijk wel een flesje water, maar als ik dat nu zou gaan doorzoeken zou het waarschijnlijk een verkeerde indruk wekken. Daarnaast had het vliegtuig vast tientallen waterflessen aan boord om voor belachelijk veel geld te verkopen aan de passagiers, maar ik durfde niet te dicht in de buurt van het wrak te komen. Delen ervan stonden nog steeds in de fik en iets zei me dat het ieder moment kon exploderen. Dan bleef de jungle nog over. Het zag er behoorlijk groen uit, wat er vast op wees dat er ergens water was. Een beekje of vennetje met fris zoet water. Ik trok de mouwen van mijn vest naar beneden en ritste het dicht. Het zat vast vol insecten in de jungle. En dat was vast niet het enige wat ik daar aan zou treffen. Maar dat was niet belangrijk. Water was belangrijk. En ik was hier nu toch, dan kon ik me net zo goed nuttig maken.

Amber

Ik zat wat beduusd in het zand voor me uit te staren. Ik herinnerde me niks meer van de ramp. Niks meer van de hele vlucht. Zelfs niets meer van het vliegveld. Het laatste wat ik wist was dat ik in slaap was gevallen met het gevoel dat ik de volgende dag eindelijk naar huis zou gaan. En nu zat ik hier. Op het strand van een tropisch  eiland, compleet met een jungle en een azuurblauwe oceaan. Met allemaal brokstukken van een vliegtuig om me heen en lichamen van mensen die her en der verspreid waren en waar vaak niet aan te zien waren of ze dood waren of nog leefden. Ik trok mijn knieën op en sloeg mijn handen eromheen, de pijn die dat in mijn rug veroorzaakte negerend. Ik sloot mijn ogen en drukte mijn gezicht tegen mijn knieën, hopend dat ik wakker zou worden uit een afschuwelijke nachtmerrie. Ik zou naar huis gaan. Eindelijk naar huis. Maar nu zat ik hier, vast. Op een eiland. Natuurlijk zouden ze ons snel komen redden. Dat wist ik ook wel. Vliegtuigen hadden van die dingen waardoor ze snel opgespoord konden worden als ze neerstortten, toch? Toch was er iets in me wat er niet helemaal zeker van was of er wel iemand zou komen. Of we niet gewoon vast zaten op een onbewoond eiland en niemand ons ooit zou vinden. Dat we zouden moeten leven van de vruchten van de bomen, van de kokosnoten, tot die op waren en we langzaam zouden verhongeren. Of dat we verscheurd zouden worden door de wilde dieren die ongetwijfeld in die jungle leefden. Die vrouw, Joslin heette ze, had gezegd dat ik moest blijven zitten waar ik zat nadat ze me.. Wat had ze eigenlijk met me gedaan? Had ze gezorgd dat ik weer bij bewustzijn was gekomen, of was het zelfs erger geweest dan dat? Had ze me moeten reanimeren? De gedachte daaraan maakte me bang. Nog banger dan ik al was. Mijn rechterhand greep naar het kettinkje om mijn hals en mijn vingers volgden de strakke lijnen van het kruisje dat eraan hing. "Laat het alstublieft weer goed komen. Alstublieft. Wilt U alstublieft bij me blijven, Heer. Wilt U zorgen dat we weer veilig thuis mogen komen.  Dat ze ons komen halen. Dat ik mam, pap, Ryan en Karen weer zal mogen zien, Heer." mompelde ik zachtjes met mijn ogen nog steeds gesloten. Er stroomden warme tranen over mijn wangen en ik wist niet goed wat ik moest doen. Ik moest hier blijven zitten. Maar wat zou er daarna gebeuren? Er stond helemaal niks meer vast. Ik had geen idee wat er ging gebeuren. Niemand had dat. Onze toekomst was ontzettend onzeker. En dat maakte me heel erg bang. Ik liet mijn knieën los en begroef mijn handen in het zand naast me en drukte mijn vingers naar elkaar toe terwijl mijn tranen in het zand vielen.

Esmeralda

Het was belangrijk om rustig te blijven. Terwijl ik om me heen keek, bleef ik rustig ademhalen. Het eerste wat ik deed, was opstaan en weg van het vliegtuig lopen. Volgens mij was ik geen seconde buiten bewustzijn geweest, dus ik had alles meegekregen en wist ook alles nog. Overal waar ik keek, zag ik huilende, schreeuwende en gillende mensen. Hoe graag zou ik niet gewoon mee-gillen. De verantwoordelijkheden aan anderen overlaten en gewoon wegrennen van dit alles. Wat ik om me heen zag, belette me dit echter. Deze mensen hadden duidelijk hulp nodig en zo te zien was iedereen te druk bezig met de schok verwerken om zich volledig te kunnen bekommeren om anderen. Een aantal mensen waren al wel druk aan het helpen, maar een beetje help is nooit kwijt, dacht ik. Ik ging op een omgevallen boomstronk zitten aan de rand van het bos en besloot wat te doen. Ik had geen vrienden of kennissen op dit vliegtuig en ook niet echt mensen in de buitenwereld die me zouden missen. Zelf mankeerde ik ook niks. Ik zou me dus volledig op anderen kunnen richten, als ik wist wat ik moest doen. Ik had wel eens beelden van een vliegtuig-crash gezien op TV, maar in het echt was het toch een stuk ingewikkelder. Ik keek nog eens om me heen en vroeg me af wie ik zou kunnen helpen. Plotseling zag ik wat bewegen in mijn ooghoeken. Een stuk van de vleugel van het vliegtuig, dat met zijn neus in de grond terecht was gekomen, kraakte en leunde dreigend naar voren. Er recht onder lag een man. Ik sprong op en rende naar de man. "Help", probeerde ik te schreeuwen, maar mijn keel was schor en er kwam alleen een droog gekraak uit. Ik was bijna bij het vliegtuig, toen de vleugel echt afbrak. Ik gilde en viel voorover in het zand, gestruikeld over een paar bewegingsloze benen. Ik zag hoe de punt van de vleugel eerst naar beneden kwam en met grote snelheid op de man afvloog. Ik had de man niet meer kunnen redden, zelfs al was ik niet gestruikeld. Ik kneep mijn ogen dicht en wachtte op de klap. Na een paar seconden had ik nog niets gehoord en voorzichtig deed ik mijn ogen weer open, om vervolgens te zien hoe de punt van de vleugel precies op het hoofd van de man terechtkwam. Onderdelen van de man's hoofd vlogen alle kanten op en een stuk oog belandde precies op mijn hand. Ik gilde en sprong op, als een wilde in de rondte springend om dat vieze stuk oog kwijt te raken. Gruwend begroef ik mijn hand in het zand. Zo zat ik een tijdje. Opeens herinnerde ik me dat het vieze stuk oog ook een eigenaar had en ik draaide me naar de man toe. Langzaam liep ik naar de man toe, bang voor wat ik aan zou treffen. Zijn hoofd was bijna compleet verspreid in een straal van vijf meter, maar voor de rest zat alles er nog aan. Het viel me op dat overal stukjes baard lagen en toen ik de man eens beter bekeek, zag ik dat hij erg veel lichaamsbeharing had. Vaag herinnerde ik me een dikke man met baard, snor en bril. Dat zal deze man geweest zijn. De losse stukjes baard zagen er grappig uit en ik giechelde. Ik sloeg meteen mijn hand voor mijn mond en fluisterde: "Sorry Meneer". Ik gaf de onthoofde man een schouderklopje en liep gauw weg, hopend dat niemand me had gezien. Ik was nog geen drie stappen ver, toen een glinsterend voorwerp mijn aandacht trok. Een gouden bedeltje glinsterde in het zand. Ik knielde en pakte het voorzichtig op. Het was een ballerina. Ik glimlachte, want het herinnerde me vaag aan mijn dochtertje. Ik vond het bijbehorende kettinkje een halve meter verder en ik deed het om. Als de eigenares ook hier was, zou ze het vast wel zeggen. Zo niet, dan kon het haar waarschijnlijk ook niet meer schelen.

Lauraine

Het eerste wat ik zag toen ik bijkwam was een gezicht. Het gezicht van een jonge vrouw. Een best wel mooie jonge vrouw zelfs. En het kwam steeds dichterbij. De ogen van het gezicht waren een beetje krampachtig gesloten en haar lippen waren licht getuit. Als ik niet beter zou weten zou ik denken dat ze me ging kussen. Maar wacht. Ik wist niet beter, toch? Ik had namelijk geen idee wie deze vreemde dame was en haar lippen kwamen wel gevaarlijk dicht bij de mijne. Ik wilde iets zeggen, of haar wegduwen, maar mijn ledematen voelden slap en zwaar, en uit mijn keel kwam alleen een soort gorgelend geluid. Het gorgelende geluid was echter genoeg om de jonge te attenderen, en haar ogen vlogen open. "Oh, Godzijdank." mompelde ze toen ze mijn open ogen zag, en haar gezicht verwijderde zich weer verder van het mijne. Voorzichtig duwde ik mezelf overeind, zodat ik zat. De jonge vrouw zat op haar knieën en keek naar de lucht. Haar donkere haren zaten in een staart-achtig iets waaruit een heleboel plukjes loshingen en haar gezicht was besmeurd met allemaal substanties die ik niet thuis kon brengen. Ik wilde niet eens weten hoe ik er zelf uitzag. "Wat is er gebeurd?" vroeg ik toen ik een beetje op adem was gekomen. De jonge vrouw keek rusteloos om zich heen. "Het vliegtuig waar je inzat is neergestort." zei ze zakelijk. Ik snakte naar adem. Zat ik in een vliegtuig? Waarom ookalweer? "Ik moet weer verder." zei de jonge vrouw. "Wat is je naam?" Ik dacht even na. Mijn hoofd voelde loodzwaar en alle gegevens die erin zaten leken door elkaar te lopen. "Lauraine..."  mompelde ik. "Joslin Spencer." zei de jonge vrouw, en ze wiebelde even aan mijn hand voordat ze weer verdween. Ik staarde glazig voor me uit en probeerde een patroon te vinden in de chaos in mijn hoofd. Mijn naam was Lauraine. Lauraine Atkins. Ik was 25 jaar en ik was neergestort met een vliegtuig, maar ik leefde nog. Maar wat deed ik in een vliegtuig? Plotseling drong de reden tot me door. "Lynny!" riep ik hardop. Een donkerharige man keek me met opgetrokken wenkbrauwen aan maar ik negeerde ik. Ik tastte mijn zakken af op zoek naar mijn telefoon, maar besefte me al snel dat ik natuurlijk geen bereik zou hebben hier. "Nee..." kreunde ik zachtjes. Dit was een ramp. Ik moest hier weg zien te komen, en snel. Lynette verwachtte me. Ik kon haar niet teleurstellen, niet weer. Ik moest naar haar toe en snel. Zonder te weten waar ik heen ging begon in te rennen, weg van het vliegtuigwrak achter me. Ik rende richting de zilte lucht van fris zeewater en een uitweg, maar de moed zonk me in de schoenen toen ik het koude water aan mijn voeten voelde. Ze zou denken dat ik niet kwam. Ze zou denken dat ik haar brief genegeerd had. Ik voelde tranen prikken in mijn ogen, en mijn knieën bezweken. Het water spoelde ritmisch langs mijn benen en voor me strekte een diepblauwe zee zich uit. Achter me klonk gegil en gehuil, maar het ging allemaal langs me heen. Lynette zou denken dat ik haar liet zitten. Dat ik haar in de steek liet. Dit zou ik nooit meer goed kunnen maken. Koortsachtig dacht ik na. de crew van het vliegtuig had vast contact gehad met een centrale vlak voordat we neerstortten. Er waren ongetwijfeld mensen op de hoogte gebracht van het ongeluk. Waarschijnlijk waren de hulptroepen al onderweg, maar ze zouden te laat komen. Zelfs al zouden we van dit eiland gered worden, ik zou te laat komen bij Lynette, en ze zou me de kans niet geven het uit te leggen. Die kans had ik al eens verspild. De tranen vielen uit mijn ogen en mengden zich met het zoute water van de zee. Het was te laat. Nu was het echt voorbij.

Joslin

Ik veegde het bezwete haar dat aan mijn huid plakte uit mijn gezicht terwijl ik nogal verslagen van de man met het bloedende been wegliep. De kans dat hij het zou redden was nihil. Zelfs als zijn wond zou genezen, zou de kans dat er infecties zouden optreden in deze omstandigheden zo groot zijn dat ik waarschijnlijk niks meer voor hem zou kunnen doen. Ik slikte om de brok in mijn keel terug te dringen toen ik opnieuw om me heen keek. Overal lagen mensen op de grond, in plassen bloed en met ledematen in een vreemde hoek. Ik bedacht me hoeveel mensen het al niet overleefd moesten hebben en vroeg me voor de zoveelste keer af waarom ik medicijnen was gaan studeren. Ik kon best tegen bloed en open wonden en vond de operatiekamer zelfs zeer fascinerend, maar dood en verdriet. Nee. Daar kon ik zeer moeilijk mee omgaan. Ik begon dichter naar het vliegtuigwrak te lopen. Drie mannen tilden een groot deel van het vliegtuig op, waar iemand onder bekneld lag. Het was een vrouw van middelbare leeftijd en haar beide benen waren verpulverd. Ik liep naar de mannen toe. "Ik ben arts." zei ik alleen maar en ik liet me op mijn knieën naast de vrouw vallen. Ik legde mijn wijs- en middelvinger in haar nek, opzoek naar een hartslag die ik niet kon vinden. Ik schudde even mijn hoofd en stond weer op. Hoe had dit ooit kunnen gebeuren? Ik had altijd al een hekel gehad aan vliegen, maar ik had nooit gedacht dat er daadwerkelijk iets zou gaan gebeuren op een vlucht. Ik zag aan mijn linkerkant dat iemand een jong meisje aan het reanimeren was. De man zag eruit alsof hij niet erg veel verstand van zaken had. Hij drukte onregelmatig op haar borst en ook nog eens veel te hard. Ik strompelde naar hem toe en duwde hem zachtaardig aan de kant. "Ik ben arts." zei ik opnieuw, zoals ik al verschillende keren had gezegd vandaag. Ik begon te tellen, terwijl ik haar borstkas kleine stukjes indrukte. Dertig keer. Daarna beademde ik haar twee keer en begon ik weer met het indrukken van haar borstkas. "Kom op. Kom op." siste ik met mijn kiezen op elkaar gedrukt. Ze moest het halen. Er waren vandaag al zoveel mensen gestorven. Ze had geen duidelijke open wonden en de kans op overleving was dus ontzettend aanwezig. Als ze nou maar begon met ademen. Ik beademde haar weer en begon aan de derde keer reanimeren. Ik beet op mijn lip. De spieren in mijn armen begonnen te verzuren en ik voelde hoe er zoute druppels in mijn mond verdwenen. Ze moest het halen. Ze moest het gewoon halen. Ik begon nu met mijn vuist op haar borst te slaan. "Kom op!" zei ik gefrustreerd. Opeens haalde het meisje met een gierende teug adem. Ik liet me zakken op het zand en haalde diep adem. De tranen stroomden nog steeds over mijn wangen. Ze leefde nog. Ik had tenminste een leven gered vandaag. "Wat is je naam?" zei ik hijgend, toen het meisje een beetje een regelmatige ademhaling terug had gekregen. "Amber. Amber Simmons." zei ze met een rauwe stem. "Ik ben Joslin Spencer." zei ik. Ik was compleet kapot, maar ik wist dat ik door moest. Dat ik moest zien of er meer mensen waren die ik nog kon helpen. "Blijf hier liggen. Ik kom zo terug." zei ik tegen het meisje dat Amber heette, voordat ik weer weg liep.

Chris

Duisternis. Ik opende mijn ogen en wat ik zag, was complete duisternis. Ik knipperde een keer, maar het scheen niet te helpen. Ik schudde mijn hoofd en viel meteen haast flauw van de pijn. Zachtjes legde ik mijn hoofd weer neer, op iets wat verdacht veel op zand leek. Zo lag ik een paar minuten, te versuft om na te denken. Langzaam begon het allemaal terug te komen. Een vliegtuig, er was iets met een vliegtuig. Ik zat in een vliegtuig. Ik hield me een tijdje vast aan deze gedachte, omdat het één van de weinige dingen was die ik zeker wist en deed mijn ogen weer open, voorzichtiger deze keer. De wereld was nog steeds donker, maar het donker begon verschillende kleuren te krijgen. Eerst blauw en uiteindelijk donkerrood. Hetzelfde donkerrood als de kleur die de binnenkant van mijn oogleden altijd zijn. Ik bewoog mijn arm en raakte mijn gezicht aan. Het voelde vreemd glibberig en opeens wist ik wat er aan de hand was. Ons vliegtuig was neergestort! Ik lag op een strand en het glibberige op mijn gezicht was bloed! Nu ik dit wist, kwam de rest ook terug. Hoe ik op dat vliegtuig terechtgekomen was, met wie ik op dat vliegtuig zat... Met wie ik op dat vliegtuig zat... Miro! Miro, wat was er met Miro gebeurd? In een vlaag van paniek tilde ik mijn hoofd op en duwde ik mijn armen onder mijn lichaam. De adrenaline stroomde door mijn aderen bij de gedachte aan Miro. Ik sloot mijn ogen, haalde diep adem, duwde mijn ogen zo stijf dicht als ik maar kon en opende ze weer. Dit deed ik nog een paar keer, tot ik uiteindelijk weer wat kon zien. Het duurde even voor mijn ogen weer werkten, maar toen ik eenmaal weer kon kijken, zag ik Miro. Ze lag een paar meter bij me vandaan en was nauwelijks gewond. Ze zag me kijken en glimlachte even naar me, om me te laten weten dat ze in orde was. Ik ging rechtop zitten en keek eens goed om me heen. Links van me was een bos. Nou ja, zeg maar gerust een jungle. Recht vooruit was strand en rechts van me lag water. Ik nam maar aan dat het de zee was, want ik kon geen land ontdekken, hoe ver ik ook keek. Het strand had uitlopers in de vorm van een halve maan, zodat een kleine baai ontstaan was voor de echte zee begon. Heel in de verte zag ik een dolfijn springen. In al deze richtingen had ik nog geen mens gezien. Ik slikte een keer en draaide mijn hoofd. Wat ik zag, was vreselijk. Naast de nog half brandende resten van het vliegtuig, was een enorme chaos. Overal lagen mensen, of delen van mensen. Ik zag verschillende ledematen, mismaakte lichamen en overal tussendoor overhoop gegooide bagagetassen. Ik zag een jongen de wond van een mollige meneer dichthouden met een verward gezicht en nog veel meer horror-dingen. Het contrast tussen de natuur en het neergestorte vliegtuig had niet groter kunnen zijn. Ik draaide mijn hoofd terug en staarde moedeloos voor me uit. Miro kwam naast me zitten en pakte mijn hoofd tussen haar handen. Ze streek mijn haar uit mijn gezicht en raakte mijn wang aan. "Ben je oké?" Ik dacht een tijdje na over deze vraag. Uiteindelijk knikte ik, te vermoeid om iets te zeggen. Ik liet me weer terugzakken op het strand en Miro ving mijn hoofd op in haar schoot. Ik sloot mijn ogen en dreef weer weg.

zondag 8 april 2012

West

"NAOMI!!!" Mijn keel begon pijn te doen van het schreeuwen, en ik was buiten adem van het rondrennen. Ik haalde diep adem en opende opnieuw mijn mond. "NAOMI!!!" Weer geen antwoord. Ik vroeg me af of mijn geschreeuw überhaupt te horen was. Iedereen schreeuwde, gilde en huilde, en dan waren er nog de vliegtuigmotoren die oorverdovend over het strand brulden. Ik wist niet zeker of het kwam door de rook van de explosie, de tranen in mijn ogen, de hitte van het vuur en de zon of de vermoeidheid, maar ik zag alles in een waas. Wanhopig scande ik de enorme chaos voor de zoveelste keer, op zoek naar die wilde bos blonde krullen. Ik liep tussen de wrakstukken door, maar keek niet naar de grond, dus duurde het niet lang voor ik ergens over struikelde. Ik voelde mijn voeten wegzakken in het zachte zand en kwam met een doffe dreun op de grond terecht. Ik krabbelde snel overeind en keek waarover ik gestruikeld was. Een paar in spijkerstof gehulde benen lag roerloos in het zand. Mijn ademhaling versnelde en ik probeerde het uit alle macht onder controle te houden. De benen hoorden bij een lichaam met een roodbruin achterhoofd en een legergroene zomerjas. Voorzichtig draaide ik het lichaam om. Een zacht gejammer steeg op uit mijn mond. Het gezicht van het slachtoffer was onherkenbaar verminkt, en één oog staarde niets ziend naar de blauwe lucht. De brandwond die het andere oog verwoest had liep door tot halverwege de borstkas, waar de stof van de zomerjas in de huid was gebrand. De jongeman moest ongeveer Naomi's leeftijd zijn geweest, misschien zelfs nog wel jonger. Ik slikte moeizaam en kroop van het lichaam weg. Wat als Naomi er ook zo aan toe was? Wat als zij ook zo ergens tussen de wrakstukken lag, met haar gezicht naar de grond. Toen ik rond keek zag ik meer lichamen levenloos op de grond liggen dan dat er nog rondliepen. Ik voelde me misselijk. Half verlamd liep ik verder, ik liep ontweek vallende wrakstukjes en stapte over lijken heen, tot ik ineens ene hoog gejammer hoorde. Het had zo Naomi's stem kunnen zijn. Met een ruk draaide ik me om, in de richting van het geluid, maar het was niet Naomi. Een donkerharig meisje van een jaar of twintig keek me geschrokken aan. Haar ogen stonden vol tranen en haar mascara had zwarte sporen over haar wangen getrokken, er was geen twijfel over dat zij het geluid had geproduceerd. Ik wilde verder lopen maar het meisje begon opnieuw te huilen, en het leek bijna wreed om zomaar door te lopen, dus liep ik naar haar toe. Ik zou het sowieso niet lang meer vol hebben gehouden. Mijn energie was gewoon op. Ik beet op mijn lip toen de geur van meisjesdeo de stank van aangebrand vlees en verschroeid plastic verdreef. Ik was hier zo niet goed in. Ik hield mijn adem in en legde een hand op haar schouder. Het meisje keek me vol verwachting aan. Nu moest ik iets zeggen. Maar wat? Dat het allemaal wel goed kwam? Dat leek me misplaatst. Misschien zat er wel iemand naast haar in het vliegtuig. Een vriendje, of een vriendin. Misschien een broer of zus. Misschien had ze net wel iemand verloren die ontzettend belangrijk voor haar was, en zelfs al was dat niet het geval; ze was wel net neergestort met een vliegtuig en was nu omringd door lijken en brandende wrakstukken. Haar vragen wat er was leek me ook wat onnozel. Ik wist namelijk dondersgoed wat er aan de hand was, en haar vragen of het wel ging? Nee, natuurlijk ging het niet. Anders zat ze niet zo te huilen, en met wie ging het nou wèl als hij net betrokken was geraakt bij een vliegtuigramp? "Ik ehm..." wurmde ik eruit. Mijn stem klonk schor, en ik wist nog steeds niet wat ik ging zeggen, maar het meisje knikte, en sloeg haar handen voor haar gezicht. haar gesnik was hartverscheurend, zelfs als je de omstandigheden weg zou denken, dus ging ik naast haar zitten en klopte zachtjes op haar rug. Haar gesnik leek steeds hysterischer te worden, tot ik niet meer met zekerheid kon zeggen of ze nou huilde of lachte. Misschien wel allebei? "Hier vinden ze me nooit." zei ze ineens gesmoord, waarna ze verder ging met snikken. Want dat moest het wel zijn. Dit was niet iets waar je om zou lachen. Dat bleef ik maar tegen mezelf zeggen om niet nog banger voor het snikkende meisje te worden dan ik sowieso al voor meisjes was. Voor alle meisjes. Allemaal behalve Naomi. En terwijl ik aan haar dacht werd de brok in mijn keel nog groter, maar ik nam me voor hier te wachten tot het meisje iets gekalmeerd was. Tot alles iets gekalmeerd was, en dan zou ik wel verder zoeken.

Van

Mijn mond was droog en zat vol met een korrelige, vieze substantie. Mijn armen en benen deden ontzettend veel pijn en het voelde alsof er helemaal geen energie meer over was in mijn lichaam. Ik lag met mijn ogen dicht, op mijn buik op de grond. Het duurde eventjes voordat de geluiden tot me doordrongen. Gegil. Een hoog gegil vanaf mijn rechterkant. Ook het geluid van motoren en rennende mensen. Mensen in paniek. Een rampsituatie. Ik besefte me dat ik op moest staan. Dat ik moest weten wat er aan de hand was. Dat ik moest helpen, wat er ook was gebeurd. Ik zette mijn handpalmen plat op de grond en duwde mijn lichaam een stukje van de grond. Ik voelde nu pas hoe zwaar mijn hoofd aanvoelde. Het voelde alsof ik knock-out was geslagen door iemand met en honkbalknuppel. Ik spuugde op de grond, om al het zand uit mijn mond te krijgen en ging met moeite op mijn knieën zitten. Geschokt keek ik naar de situatie om me heen. Overal lagen brokstukken van een vliegtuig op het strand. Het vliegtuig waar ik een paar uur geleden nog in had gezeten. Ik drukte even met mijn hand tegen mijn voorhoofd en probeerde toen rechtop te gaan staan. Wonder boven wonder was er niks ernstigers met me aan de hand dan wat pijnlijke ledematen en een flinke hoofdpijn. "Hé, jij!" Ik keek naar links en zag een jonge vrouw met zwart haar die voorovergebogen zat over een wat mollige meneer die er niet uitzag alsof hij bij bewustzijn was. Ik begon richting de vrouw en de man te lopen. "Is hij-" Ik merkte dat ik niet veel verder kwam dan dat. Mijn stem stokte in mijn keel en het drong nog steeds niet tot me door wat er gebeurd was. "Nog niet." zei de vrouw. Mijn aandacht werd getrokken door het been van de man waar een rode fontein uit leek te ontspringen. Een vlaag van misselijkheid golfde door mijn maag. "Hé!" Ik voelde een harde stomp tegen mijn knie en ik keek weer naar de vrouw. "Je riem. Geef me je riem." Ik begreep eerst niet echt wat ze van me wilde. "Je riem! Nu!" zei ze met een dwingende toon. Ik begon snel de riem van mijn broek los te maken en gaf het aan haar. "Druk de wond dicht." Mijn ogen werden weer getrokken naar het bloedende been. "Doe het!" Ik ging snel op mijn knieën zitten, naast de man en stak na een moment van aarzeling mijn handen uit naar het been en begon de wond dicht te drukken. De vrouw begon mijn riem om het been van de man te binden. Het bloeden stopte langzaam. "Meer kan ik nu niet doen." zei de vrouw en ze was weer weg voor ik het door had. Verward liet ik het been weer los en keek ik naar mijn bebloede handen. Wat was er in hemelsnaam gebeurd?

Introductie: Miro da Vinci, Chris Dorkenstein, Esmeralda Montenegro, Isaac Kortez

Naam: Miro da Vinci
Herkomst: Van oorsprong Hawaï. Voor haar carrière reist ze echter de hele wereld over. Haar ouders zijn Italiaans.
Leeftijd: 19
Uiterlijk: Wisselend haar. Het enige wat er altijd constant aan is, is de zwarte kleur. Niet compleet zwart, ze houdt ervan om er kleurtjes door te gooien. Ze is erg gehecht aan haar haar. Op het moment is het bijna stijl en komt het tot over haar schouders, tot op het midden van haar rug. Ze heeft een schuine pony en blonde highlights, met een rode pluk vlak achter haar pony. Ze verzorgt haar haar altijd extreem goed, ze heeft zelfs een aantal speciale borstels gekocht. Van zichzelf heeft ze een wat vage haarkleur, tussen blond en bruin in, niet echt opvallend en is het niet krullend, maar ook niet stijl. Haar ogen zijn blauw, maar ze draagt gekleurde contactlenzen zodat haar ogen nog blauwer lijken. Ook lijken er door de lenzen gouden vlekjes in haar ogen te zitten. Haar huid is glad en glanzend van de vele schoonheidsbehandelingen die ze heeft gehad. Ze heeft een smal figuur en lange benen. Ze heeft altijd ergens een rode roos bij zich, meestal op een klein haarspeldje, maar ook wel eens op haar handschoentjes, aan een kettinkje of op haar laarsjes.
Leven: Zoals misschien wel te raden is aan de hand van haar uiterlijk, is Miro model. Ze is op jonge leeftijd al ‘ontdekt’ en heeft op de covers van veel tijdschriften gestaan. Ze heeft haar VWO nooit afgemaakt en is nu mede-eigenaar van een groot modebedrijf. Haar kledingontwerpen zijn bekend over de hele wereld en daarmee zij dus ook.
Karakter: Miro is heel gesloten. De enige plek waar ze zich echt thuis voelt, is voor een camera. Dan durft ze zichzelf te zijn en daarmee is ze ook bekend geworden. Als er geen camera’s in de buurt zijn, valt ze ook niet op. Ze heeft een passie voor de natuur en al haar vakanties heeft ze ook in de natuur doorgebracht. In haar vrije tijd leest ze voornamelijk boeken over planten en dieren. Ze heeft één huisdier, een papegaai (Jack), die altijd met haar meegaat en zelfs meegaat op de meeste foto’s. Miro denkt veel na over veel verschillende dingen. Ze is ook totaal niet impulsief en weegt elk woord voor ze wat zegt. Verlegen is ze echter niet.

Naam: Jack
Leeftijd: 19
Uiterlijk: Blauw, met gele en rode veren en een oranje snavel.
Leven: Jack is zijn hele leven huisdier van Miro geweest. Toen Miro geboren was, besloot een anonieme gever haar een cadeau mee te geven waar ze haar hele leven lang plezier van zou hebben, namelijk een papegaai. Ze weet tot op de dag van vandaag niet aan wie ze deze eer te danken heeft.
Karakter: Het is heus, ook dieren hebben hun eigen karakter. Jack is extreem eenkennig en erg trouw aan Miro. Hij is een intelligente vogel die niet alleen maar “koppie krauw” zegt. Helemaal niet zelfs. Miro heeft altijd gedacht dat hij begreep waar ze het over had. Jack wil wel altijd zijn zin krijgen en als iets hem niet bevalt, zal hij dit niet onder stoelen of banken steken. De enige die iets van hem gedaan krijgt waar hij geen zin in heeft (zoals ‘hierkomen’), is Miro.

Naam: Chris Dorkenstein
Herkomst: Duitsland
Leeftijd: 17
Uiterlijk: Chris heeft halflang haar dat van nature lichtblond is, maar hij draagt het bijna identiek aan Miro, omdat ze nou eenmaal het bekendste stel in de modewereld zijn en Miro dat grappig vond. Zijn haar is steil en zwart geverfd, met een grote rode pluk op dezelfde plek als Miro. De helft van de tijd hangt zijn pony voor zijn gezicht, waardoor hij er een beetje emo-achtig uitziet. Hij heeft groene ogen en een fijn gezicht. Als hij slaapt lijkt hij haast 16, maar door de uitdrukking in zijn ogen en de lijnen in zijn gezicht wordt hij vaak minstens 21 geschat. Hij heeft een hele lichte huid en een paar sproetjes onder zijn ogen. Als hij alleen is, ziet hij er heel anders uit dan als hij in een grote groep is. In groepen is hij in zichzelf gekeerd en valt hij nauwelijks op. Vooral als hij in de natuur is, lijkt hij te stralen. Miro en hij maakten tot voor kort dan ook vaak lange wandelingen door de natuurgebieden van waar ze op dat moment ook maar zijn.
Leven: Chris is samen met Miro eigenaar van een modebedrijf. Hij heeft Miro ontmoet in Duitsland, op één van haar fotoshoots. Voor hem was het liefde op het eerste gezicht. Miro kende hem in eerste instantie echter nog niet, want hij was vrij onbetekenend. Miro had op dat moment issues met zichzelf en uitte dat in arrogantie, waardoor ze Chris niet eens zag staan. Na een tijdje werd Chris bekend in de modewereld en vond Miro hem goed genoeg om mee te praten. In eerste instantie voelde ze zich nog een hele tijd beter dan Chris, maar door Chris zijn down-to-earth instelling veranderde dat en heeft ze zichzelf teruggevonden. Voor Chris was dit geweldig, want hij was al heel lang verliefd op Miro. Als ze ooit gaan trouwen, nemen ze Miro’s achternaam aan. Nu is hij samen met Miro dus eigenaar van een enorm succesvol modebedrijf en dit brengt behoorlijk wat stress met zich mee.
Karakter: Hij is erg teruggetrokken en stil. Chris is iemand die totaal niet stressbestendig is en hij kan dan ook moeilijk omgaan met de druk van een eigen modebedrijf. Er zijn maar een paar plekken waar Chris uit zijn schulp komt en één daarvan is in de natuur. Bij Miro doet hij erg zijn best om zichzelf te zijn, maar af en toe heeft hij daar moeite mee. Hij heeft wel eens onderzoek naar autisme laten doen, maar dat is nooit geconstateerd. Hij kan heel goed geforceerde gesprekken houden en dan zó, dat niemand doorheeft dat hij het forceert. De echte Chris laat hij bijna nooit zien.

Naam: Esmeralda (Esmeé) Montenegro
Herkomst: Spanje
Leeftijd: 25
Uiterlijk: Esmeé heeft donkere bruine ogen met grote opvallende wimpers. Hierdoor heeft ze een enorm onschuldige look over zich, vooral als ze omhoog kijkt of slaapt. Haar haar is donkerbruin en valt in een warrige coup om haar gezicht. Het komt ongeveer tot haar schouders en is stijl-achtig. Het valt met een ronding erin, waardoor het echt rond haar gezicht valt. Ze heeft het in laagjes aan de voorkant, zodat naast haar gezicht twee kortere lokken lichtjes naar voren krullen. Ze heeft het vaak in een paardestaart, maar deze lokken vallen er altijd buiten, waardoor ze deze de hele tijd achter haar oren duwt. Ze heeft een pony in dezelfde stijl aan één kant van haar gezicht. Ze heeft een moedervlek op haar wang en een bril, waardoor ze er strenger uitziet dan ze in werkelijkheid ziet. Die bril heeft ze alleen op naar haar werk, zodat ze het idee heeft dat ze er evenwichtiger uitziet, maar in feite komt ze zo alleen maar onzekerder over.  Ze is geen opvallende verschijning, maar dat zou ze wel kunnen zijn als ze een paar fatsoenlijke stylisten zou krijgen. Ze loopt eigenlijk altijd op hakken, niet van die hoge naaldhakken, maar meer simpele classic hakken. Ze draagt vaak mantelpakjes, maar als ze thuis is ruilt ze die om voor een baggy broek en een stoer shirt. Want hoewel haar dit totaal niet staat, heeft ze er altijd al stoer uit willen zien. Esmeé is niet bijzonder knap, maar ook niet extreem lelijk. Het enige wat opvalt aan haar gezicht, zijn haar ogen en deze zien er dan ook uit alsof ze niet in haar gezicht thuis horen.
Leven: Haar droomcarrière is een baan als nieuwslezeres. Dit zou ook bij haar uiterlijk passen en ze zou dit prima kunnen doen. Door een ongelukkig toeval is dit echter verhinderd en is ze momenteel werkzaam als leraar VMBO. Ze geeft maatschappijleer en ondanks haar pogingen goed uit de verf te komen bij haar leerlingen, wordt ze enorm gepest. Ze komt  te onzeker over om dit werk te kunnen doen, maar om redenen mag ze niks anders doen op het moment. Ze is aangemeld op verschillende datingsites omdat ze mannen in het echt niet goed aan weet te spreken. Ze heeft het gevoel dat mannen in een hele andere wereld leven waar zij niet bij kan horen. Dit gevoel heeft ze online niet. Ze heeft wel een aardige jongeman ontmoet op deze manier, maar ze heeft nog nooit afgesproken in het echt. Ze heeft een kind, maar die heeft ze afgestaan ter adoptie. Dit kind is nu een jaar of 7 en heet Melissa.
Karakter: Esmeralda is erg onhandig. Ze is een echte kluns en komt hierdoor heel onzeker over bij mensen die haar niet kennen. Ze is echter alles behalve onzeker. In het juiste gezelschap is ze heel levendig en als ze vertelt over iets wat ze heel leuk vindt, kun je haar ogen zien oplichten. Ze is bijvoorbeeld erg fan van archeologie. Verder houdt ze van schilderen, maar hier heeft ze geen talent voor. Ze heeft wel een goed oog voor kunst, maar zelf bakt ze er niks van. Hier kan ze gelukkig om lachen. Esmeé kan heel grappig zijn, maar als iets haar niet bevalt kan haar stemming zomaar omslaan. Ze is een erg temperamentvolle vrouw en zal haar mening niet onder stoelen of banken steken. Dit levert vaak dan ook enorm gejoel op van haar leerlingen. Dit deert haar niet, ze kan wel een stootje hebben. Gelukkig wordt ze hier alleen niet van, dus ze zou wel graag van carrière switchen.

Naam: Isaac Kortez
Herkomst: Hij is geboren in Roemenië, maar op jonge leeftijd is hij met zijn ouders naar Nederland verhuist. Zijn vader is Roemeens en zijn moeder heeft een Spaanse vader en een Nederlandse moeder. Tot zijn 15e heeft hij met zijn ouders in Urk gewoond, daarna zijn ze naar Holten verhuisd. Hier wonen zijn ouders nog steeds, maar Isaac is terugverhuisd naar Urk, naar zijn vriendin.
Leeftijd: 23
Uiterlijk: Isaac heeft donkerbruin haar, tegen zwart aan. Hij heeft het niet lang, maar niet gemillimeterd. Het is ongeveer vijf centimeter lang en het staat omhoog, ongeveer net als Edward Cullen’s haar (ja sorry, maar ik weet niet hoe ik dit moet beschrijven en Edwards poster aan mijn muur is een prima voorbeeld), alleen dan donker. Hij is een halfbloed en dus adembenemend knap. Hier is hij zich echter bewust van en dat zorgt voor een flair van arrogantie die hem niet aantrekkelijker maakt. Hij heeft vrijwel altijd kauwgom in, wat alleen maar bijdraagt aan de arrogante look. Hij draagt alleen de duurste merkkleding. Zijn outfit bestaat meestal uit een paar houtkleurige laarzen die een beetje gay lijken als hij ze niet aanheeft, een lichte spijkerbroek met een laag kruis en lichtere vlekken bij zijn knieën, een witte brede riem, die eruitziet alsof er een miljoen kleine scheurtjes in zitten en een T-shirt.  Hij heeft een gladde huid en kuiltjes in zijn wangen als hij lacht.
Leven: Zijn ouders zijn streng gereformeerd en zo is hij dan ook opgevoed. Urk is een streng gereformeerd gat, net als Rijssen-Holten. Ze woonden dan in Holten, dat is het minst gereformeerde gedeelte, maar Isaac heeft een flinke tik meegekregen. Hierdoor weet hij nu niet goed wie hij is en waar hij voor staat. Hij heeft een vriendin in Urk die zelf ook zwaar gereformeerd is en hij zit echt onder de plak bij haar. Als hij zou durven, zou hij haar verlaten, maar dat kan om redenen niet. Isaac is manager van een lokale min12.
Karakter: Isaac heeft hele erge identiteits-issues. Hij heeft ouders van verschillende nationaliteiten en is streng gereformeerd opgevoed. Dit wil hij zelf eigenlijk niet meer, maar zijn vriendin is dit nog wel en ze heeft hem zo ingepakt (afgezien van de redenen) dat hij nu vast zit tussen zichzelf en zijn vriendin.  Hij heeft nooit echt ruimte gekregen zich te ontwikkelen, vandaar dat hij nu manager van de min12 is. Hij lijkt heel arrogant, maar dit is een uiting van zijn issues. Hij is ook wel arrogant, maar ook erg in de war. Hij zit op het vliegtuig omdat hij gewoon even weg wil van alles. Zijn vriendin stond dit echter niet toe en is daarom ook op het vliegtuig. Zijn vriendin laat hem eigenlijk nooit ergens alleen naar toe gaan. 

1april-special
Naam: Cedric Newblock
Herkomst: Polen
Leeftijd: 45
Uiterlijk: Cedric is een fors gebouwde man. Hij heeft vrij veel lichaamsbeharing, inclusief snor, baard en borsthaar. Hij is lang en breed, zo’n 1.90 meter. Zijn haar is donker en kortgeknipt. Hij heeft een bril met dikke glazen, waardoor er weinig van zijn gezicht te zien is, aangezien hij ook al een baard en een snor heeft. Op zijn hele gezicht zijn de sporen te zien van zijn puistvolle jeugd. Hij heeft bijzonder grote voeten waardoor hij altijd speciaal schoenen moet laten maken. Hierdoor zijn ze ook niet al te mooi. Hij heeft altijd hetzelfde kettinkje om dat nog uit zijn jeugd stamt, namelijk een smal gouden kettinkje met een bedeltje van een ballerina. Om redenen doet hij dit kettinkje nooit af. Zijn kleding is meestal hetzelfde, een simpele spijkerbroek met een zwart shirt met lange mouwen eroverheen aan. Vaak is in de hals van dit shirt zijn borsthaar te zien.
Leven: Cedric is een alleenstaande man, maar hij is wel getrouwd geweest. Hij heeft ook een dochtertje, wat bij hem woont. Om redenen overweegt men om dit dochtertje bij hem weg te halen en uit huis te plaatsen. Zijn dochter is 7 jaar. Vroeger zat hij in het leger, maar hij is om redenen oneervol ontslagen. Tegenwoordig verdient hij zijn geld als Sinterklaas of Kerstman. Hiervoor laat hij dus ook zijn baard staan, maar deze baard is eigenlijk niet zo geschikt. Zijn baard is namelijk donkergrijs en ziet er vies klitterig uit. Niemand durft hem dit te vertellen echter en daarom laat hij hem staan. Hij is aangeklaagd geweest voor incest, maar vrijgesproken wegens gebrek aan bewijs.
Karakter: Hij is een erg in zichzelf gekeerde man. Vroeger was hij nogal een player, maar tegenwoordig ziet hij daar de zin niet meer van in. Eigenlijk ziet hij nergens de zin meer van in. Hij is dan ook nors tegen alles en iedereen. Hij heeft een paar uiterst irritante tikken. Ten eerste draait hij de uiteinden van zijn baard en snor altijd in een puntje als hij luistert. Ook plukt hij altijd de etensrestjes van de vorige dag(en) uit zijn baard tijdens gesprekken. Verder beweegt hij altijd met zijn voet. Hier stopt hij alleen mee als hij slaapt. Om redenen praat hij niet uit zichzelf tegen vreemden en zal hij iemand die hij niet kent praktisch negeren. Hij heeft een nog onbekende ziekte waarvan alleen de symptomen behandelt kunnen worden. Hiervoor moet hij elke dag een aantal pillen slikken en elke week naar het ziekenhuis voor controle of nieuw onderzoek.