zaterdag 3 mei 2014

Dwight

Het meisje dat achter de zieke jongen zat was als volgende aan de beurt. "En wat is jouw verhaal, meisje?" zei Craig met gemaakte vriendelijkheid. Het meisje wierp een schichtige blik op haar voorganger, Van. "Ehm... Ik ben Alexis." zei ze met een duidelijk Australisch accent. "Ik ben zestien en ik kom uit Queensland." Craig knikte langzaam. "En waarom ging je naar Vancouver?" "Ehm... Vakantie." zei Alexis, met nog een blik op Van. Het klonk als een leugen, maar Craig leek het te geloven. "En waar zijn je ouders?" Alexis sloeg haar ogen neer. "De crash... Ze ehm... Ze hebben het niet gehaald." Een aantal mensen snakten naar adem. Van keek geschokt naar zijn collega, en ook Joslin liet haar patient even met rust. Craig keek haar onderzoekend aan. "Oh... Dat is... spijtig. Mijn condoléances." Alexis knikte. Haar lange haar viel voor haar gezicht. Craig herstelde zich en liet Alexis met rust. De volgende die zich voorstelde was een oudere man genaamd Rupert, daarna kwam een mollige vrouw uit Melbourne die zich voorstelde als Betty, een student uit Vancouver die Kevin heette en een vrouw uit Toronto genaamd Madison. Na een lange uiteenzetting over Madison's eenentwintig katten waren we aangekomen bij het meisje dat naast me zat. Ze had kort, lichtblond haar dat naar achter was gebonden met een donkerblauw met wit sjaaltje en ze draaide zenuwachtig aan een zwart spiraaltje in haar oor. Het duurde even voor ze door had dat ze aan de beurt was, dus stootte ik haar subtiel aan met mijn elleboog. Haar reactie was alles behalve subtiel. Ze schoot een halve meter de lucht in van schrik. "Sorry!" zei ze, toen Craig haar vermanend aankeek. "Lauraine. Atkins. Sydney." Ze had nog een Australischer accent dan Alexis, merkte ik. Craig gebaarde dat ze verder moest gaan. "Ehm... Ik ben 25. Ik werk... overal en nergens. Ik ehm... Wat wil je nog meer weten?" Craig zuchtte. "Wat deed je in het vliegtuig naar Vancouver?" Lauraine zweeg eventjes. Ik zag eerlijk gezegd ook niet echt in waarom dat Craig wat aanging, en wilde daar ook net wat over zeggen, toen Lauraine antwoord gaf. "Ik was op weg naar een bruiloft." zei ze zachtjes. Craig knikte langzaam. "Hmm. Dat zal je nu helaas moeten missen." zei Craig met hetzelfde gemaakte medeleven als toen hij Alexis zijn condoléances gaf. "Ja, die conclusie had ik zelf ook al getrokken." mompelde Lauraine. Craig knikte kort en zakelijk, zijn teken om door te gaan met het volgende slachtoffer. Mijn beurt. "Mijn naam is Dwight Merchant." zei ik braaf. "Ik ben 28 jaar, kom uit Wales, en ik woon in Vancouver. In het dagelijks leven ben ik docent Engels aan de middelbare school."

"Mijn naam is Dwight Merchant, Meneer Merchant voor jullie." Ik schreef de naam in zwierige letters op het bord. "Ik ben 25 jaar oud, en ik kom uit Wales." Meteen schoot er al een hand de lucht in. "Wat is Wales?" vroeg een verveeld kijkende jongen. "Een land in het Verenigd Koninkrijk." zei ik vriendelijk. "Je bedoelt Engeland?" vroeg de jongen. Ik glimlachte. "Min of meer." "Heeft u daarom een Brits accent?" vroeg een meisje op de voorste rij. "Dat zal waarschijnlijk meer te maken hebben met het feit dat ik ben opgegroeid in Harlow, vlakbij London." Spontaan was ik me pijnlijk bewust van mijn ontzettend Britse uitspraak van het woord Harlow. Haah-low. Een paar meisjes giechelden. 

"Hoe was je eerste dag?" Ik trok de deur achter me in en leunde tegen de muur van de smalle gang om mijn strakke leren schoenen uit te trekken. Waarom kon ik ook alweer niet gewoon in mijn Allstars naar school? "Wel oké." zei ik, terwijl ik de keuken in liep. Fiona roerde in een koekenpan met aardappeltjes. Ze droeg een strak groen jurkje  en haar bruine haar zat opgestoken in een waterval van krullen. "Ruikt heerlijk." zei ik, snuivend aan de koekenpan. Fiona stak een arm uit en trok me tegen zich aan. "Jij ook." mompelde ze, haar gezicht begravend in mijn bloesje. Ik glimlachte en drukte een kus op haar hoofd, voor ik me losmaakte uit haar omhelzing om mijn leren tas in de kamer te zetten. "Nee, maar vertel." zei Fiona toen ik terug kwam in de keuken. "Heb je een leuke klas?" Ik haalde mijn schouders op en leunde tegen het aanrecht. "Vast wel, ik moet ze nog leren kennen. Ik heb een overzichtje gekregen met foto's van hun snoezige gezichtjes met al hun namen erbij, en dat moet ik uit mijn hoofd leren." "Wat een feestje." grinnikte Fiona terwijl ze met een vork in een pan broccoli prikte. "Er zijn wat vervelende hormonale puberjongetjes, maar niks dat ik niet aankan." zei ik. Fiona trok haar neus op. "Yuck. Hormonale puberjongetjes." "Ach," zei ik, terwijl ik de waterkoker vulde. "Ik ben ooit ook een hormonaal puberjongetje geweest." Fiona prikte zachtjes met haar vork in mijn buik. "Dat ben je af en toe nog steeds." "Welnee." zei ik, terwijl ik achter haar ging staan "Dat is gewoon het effect dat jij op me hebt." Fiona lachte en leunde tegen me aan. Ik veegde wat haar uit haar hals en kuste haar zongebruinde schouder. "Ze vonden mijn accent interessanter dan alle lesstof bij elkaar." mompelde ik beteuterd. Fiona draaide zich om en legde haar handen in mijn hals. "Dat kan ik me wel voorstellen, je accent is fascinerend." Haar blik gleed omlaag, van mijn ogen naar mijn lippen. "Ah, maar is het fascinerender dan Wuthering Heights?" "Hmhm." deed Fiona. Ze haalde haar hand door mijn haar en trok mijn hoofd dichterbij zodat ze me kon kussen, maar ze deed het niet. "Maak je geen zorgen, Dwight, dit was je eerste dag. Over een paar weken zijn ze echt wel aan je accent gewend." Ik glimlachte en kuste haar. Na een paar seconden trok ik me iets terug. "Ben jij er aan gewend?" Fiona grijnsde, haar ogen nog steeds gesloten. "Nooit." fluisterde ze tegen mijn lippen aan.

Van

Ondertussen had de hele groep zich om ons heen verzameld. West lag met zijn ogen dicht tegen de benen van Alexis geleund, zodat hij een beetje rechter op zat en kon drinken. Ondertussen had hij al anderhalf flesje met zout oplossing naar binnen weten te werken. Ik moest er niet aan denken. "Van, verwissel de doeken nog eens? En dep zijn gezicht ook nog een beetje af." zei Joslin. Zonder aarzeling deed ik wat ze me vertelde. Het voelde goed om te kunnen helpen, ook al was het met iets onbenulligs als iemands gezicht af deppen. Het zorgde ervoor dat ik me een klein beetje minder waardeloos voelde, ook al was het maar een heel klein beetje. "Hoe gaat het met hem?" bromde Craig. Hij torende boven ons uit en had zijn armen over elkaar geslagen. "Hij is bij bewustzijn en stabiliseert langzaam." zei Joslin, terwijl ze hem niet aankeek. Craig was duidelijk niet haar prioriteit op dit moment. "Is het goed als we beginnen met het maken van de afspraken dan?" zei Craig, hij keek naar Joslin en verwachtte duidelijk van haar een antwoord. "Ga je gang." zei ze koeltjes, terwijl ze nog steeds al haar aandacht op West gericht had. Craig gebaarde naar iedereen dat ze er maar bij moesten gaan zitten. Om West, Joslin, Alexis en mij vormde zich een rare, halve kring. Sommige mensen hadden een geïmproviseerd verband om hun armen of benen en veel mensen zaten onder de schrammen. Bovendien had zo goed als iedereen een rode, verbrande huid door de felle zon. Snel telde ik de mensen in de kring. Met mezelf, Joslin, Alexis en West meegerekend waren we met 38, een nog redelijk grote groep als je bedenkt dat we een dramatisch, allesverwoestend vliegtuigongeluk hadden meegemaakt. "Het is voor ons allemaal belangrijk om te weten met wie we hier op dit eiland zitten. Dit is goed voor ons gevoel van veiligheid. Ook is het goed om van elkaar te weten wat onze kwaliteiten zijn, zodat we een rolverdeling kunnen maken om zo goed mogelijk te overleven op dit eiland." zei Craig, met zijn luide stem. Een vrouw van middelbare leeftijd met kroezig bruin haar stak aarzelend haar vinger op. "Ja, Samantha was het toch?" zei Craig. Samantha knikte even. "Je zegt dat alsof je denkt dat we niet ieder moment gered kunnen worden." Haar stem trilde een beetje toen ze het zei. Er ontstond wat geroezemoes in de groep. "Rustig, iedereen! Ik denk zeker dat de kans groot is dat we vroeg of laat gered zullen worden van dit eiland, maar we moeten er rekening mee houden dat de reddingsmissie niet al vandaag of morgen opgezet is en dat het nog even duurt voordat we gevonden worden. Tot die tijd is het zeker niet verkeerd om een overlevingsplan op te zetten." besloot Craig. Daar zat wat in, maar ik hoopte toch zeker dat we wél vandaag of morgen gered zouden worden. Ik beet op mijn lip. Rosie... hoe zou het met haar gaan? Zouden ze echt... ook als het vliegtuig nooit aan zou komen? Een vlaag van misselijkheid verspreidde zich door mijn lichaam en ik kneep mijn vuisten samen. "Goed, laten we ons allemaal voorstellen en vertellen wat we in het dagelijks leven deden, zodat we daar een taakverdeling op kunnen baseren en we elkaar beter kunnen leren kennen." zei Craig. "Mijn naam is Craig Lawson. Vroeger was ik sergeant bij het leger, maar door een schotwond in mijn been ben ik eervol ontslagen. Ik was in Australië om familie op te zoeken en was net weer op weg naar huis. Natalee, schrijf je mee?" Natalee knikte. "Goed, volgende." zei Craig. Hij gaf de beurt door aan een vrouw naast zich. Na een paar minuten was de beurt aan Joslin. Ze had kennelijk besloten dat ze momenteel West, die nogsteeds met zijn ogen dicht tegen Alexis aan lag, niet kon helpen en wel kort de tijd had om zich voor te stellen. "Ik ben Joslin Spencer. Ik ben in opleiding tot arts. Ik heb een tijdje in Sydney gewoond en ging voor een paar dagen naar Vancouver." zei ze kalm. Meer wilde ze duidelijk niet over haar reis vertellen. Craig knikte even kort. Meer informatie had hij ook niet nodig. Zijn blik ging naar mij. Opeens keek de hele groep me aan. "Oh... Ik ben Van. Van Brown. Ik ben twintig jaar." Wat had ik eigenlijk nog meer te vertellen? Eigenlijk had ik thuis niet veel gedaan, nadat ik klaar was met school. "Ik woonde..." Op de een of andere manier had ik de neiging om in de verleden tijd te praten, maar ik schudde het van me af. "Ik woon in Vancouver en ik werkte bij Walmart." Meer wist ik zelf eigenlijk ook niet te vertellen. Craig knikte even. "Wat deed je in Australië, jongeman." Ik slikte. Ik maakte de grootste fout van mijn leven, zei ik in mijn hoofd. "Ik was op vakantie." bracht ik uiteindelijk uit. Craig trok zijn wenkbrauwen een klein stukje op. "Alleen?" zei hij, alsof hij het niet helemaal geloofde. Ik pakte de doek van West's voorhoofd om hem weer opnieuw nat te maken. "Ja. Alleen." zei ik.

vrijdag 2 mei 2014

West

Naomi zat naast mijn bed en kneep zachtjes in mijn hand. "Hoe voel je je?" Ik haalde diep adem. Zelfs het beantwoorden van zulke vragen kostte me belachelijk veel energie, vandaar dat ik het meestal gewoon niet deed, alleen als Naomi of mam me iets vroeg. "Beroerd." antwoordde ik moeizaam. Mijn keel voelde droog. Sinds wanneer voelde mijn keel droog? "Misselijk." mompelde ik. "Mijn hoofd doet pijn." Naomi legde een koele hand op mijn voorhoofd en ik sloot mijn ogen. Mijn lippen voelden koel en vochtig. Ik wilde ze aflikken maar mijn tong bewoog niet. "Ik ben zo moe." fluisterde ik. "West." De chemovloeistof  drupte door het infuus mijn lichaam binnen en maakte me zwaar als lood en loom als stroop. "Zo warm." hoorde ik mezelf zeggen. Kon er niet even iemand een raam open zetten? Of deze dekens van me afhalen? Had ik weer koorts? Dat kreeg ik af en toe maar meestal pas later. Deze chemo was anders dan normaal. "Naomi..." mijn stem klonk zeurderig. "Ik ben hier." Ik opende mijn ogen. Naomi zat naast me in het vliegtuig. "Waar zijn we? Waar gaan we heen?" Het interieur van het vliegtuig draaide om me heen. "Naar huis." zei Naomi. Ze kneep zachtjes in mijn hand. "Nee..." kreunde ik. "Ik ben nog niet beter..." Naomi leek me niet te horen. "Mama zal zo blij zijn. Ze huilde aan de telefoon." Ik drukte mijn handen tegen mijn gezicht. Waarom was het zo warm? "Naomi, ik ben duizelig." zei ik. Nee. Dat was het niet. "Misselijk." Een glimlach. "Maak je niet druk. Het is vast van het vliegen." Nee. Dat was het niet. Ik had het zo warm. Ik had zo'n dorst. "Water..." stamelde ik. "Naomi... Help." Mijn ogen gingen ogen en dicht zonder dat ik er invloed op had. Blijf nou eens open. Zo kan ik niks zien. "Het is gelukt, West, je bent genezen!" Naomi's armen om mijn hals. "Alsjeblieft, Naomi." Ik haalde gehaast en oppervlakkig adem. Waarom draaide alles nog steeds? "Het is niks." zei Naomi. "Gewoon een beetje turbulentie." Het klopte niet. Haar huid was te bleek. Haar lippen blauw. "Het is niks." "Naomi... Waarom is je haar zo nat?"  "Gewoon turbulentie." "Naomi, wacht." "Gewoon turbulentie." zuurstofmaskers vielen uit het plafond. "Nee, alsjeblieft..." Mijn hoofd bonsde, ik kon mijn ogen niet open houden. Het zonlicht deed pijn. "WEST!" Naomi's ogen staarden nietsziend omhoog. "Word wakker!"  Nee, alsjeblieft, haal haar niet bij me weg. "Word nou wakker, dan kan ik meer voor je doen." 

Een muur van zand strekte zich voor me uit. De zoute geur van zeewind kroop in mijn neus en mijn huid voelde branderig en te strak voor mijn lichaam. Waar was Naomi? Waar was het vliegtuig? Waarom was het zo warm? Een kreet ontsnapte mijn keel toen ik de pijn in mijn hoofd weer voelde. Dichtbij snakte iemand naar adem. Naomi? "Hij is wakker! Alexis, kom met dat water!" Wie is Alexis? Water? Water! "Wa.... ter..." stamelde ik. Een vrouwengezicht hing over me heen. Haar knieën zaten voor mijn neus. Haar spijkerbroek was een beetje vies. Het was niet Naomi. Waar was Naomi. Was het Alexis? Het was geen dokter. Of was het wel een dokter? Maar waar was het ziekenhuis? De vrouw had zwart haar en koele, zachte handen. Ze leek opgelucht. Ken ik haar? Ik lag op mijn zij. Mijn hoofd deed pijn. Moeizaam probeerde ik op mijn rug te rollen maar de vrouw hield me tegen. "Rustig, rustig... Van! Heb je zout?" Zout? Nu? Nee, water. Ik kneep mijn ogen dicht. Mijn oksels en liezen voelden koud en nat. "Waar is... Na..omi?" "Sssh..." deed de vrouw. Ze schudde met een plastic flesje. Water! Voorzichtig werd ik op mijn rug gedraaid en omhoog getrokken. Meisjeshanden, en niet van de dokter. "Naomi?" "Nee..." zei een zachte stem. "Ik ben Alexis." De vrouw voor me keek ernstig. "Mijn naam is Joslin." zei ze. Ze klonk als een dokter. "West." zei ik ademloos. Joslin hield het flesje omhoog. "West, ik ga je te drinken geven, maar je moet niet te snel drinken oké?" Ik knikte. Dat kon ik. Ziek zijn was iets waar ik veel ervaring in had. Maar ik was toch beter? Waar was Naomi? "Oh God..." "Wat?" Joslin fronsde verward. Herinneringen kwamen terug. Onscherp en onsamenhangend, maar ik wist dat het klopte. "Naomi..." Het meisje achter me bewoog ongemakkelijk. "Joslin, ik denk..." "Nee..." stamelde ik. "Sshh." zei Joslin. "Je moet echt even wat drinken, West." Ze zette het flesje aan mijn lippen en ik nam een gulzige slok. Zout. Meteen spuugde ik de vloeistof weer uit. Het brandde in mijn keel als pure alcohol. Joslin trok een pijnlijk gezicht. "West, het spijt me maar je móet het opdrinken. Straks voel je je beter, dat beloof ik." "Nee..." Ik hield mijn mond dicht. Hoe kon ik me nou beter voelen? Naomi... Ik dacht dat ik hier vanaf zou zijn. Hoofdpijn en misselijkheid, en vieze medicijnen. Pijnlijke behandelingen en continue doodsangst. "West, doe alsjeblieft je mond open." smeekte Joslin. Ze was geen dokter. Dokters smeekten niet. Het flesje kwam weer tegen mijn lippen aan, en dit keer liet ik de zoute vloeistof mijn mond ik stromen. Moeizaam slikte ik door. Ik voelde tranen in mijn ogen branden en zout water in mijn keel. Ik wilde hier weg. Ik wilde naar huis. Een nieuwe slok zout. Een nieuwe, natte doek onder mijn arm, onder mijn been. Joslin was mooi. Zo mooi, maar ik haatte haar. Ik haatte alles en iedereen. Ze gaf me nog een slok zout water. Haar huid was licht en haar ogen zo blauw als de lucht. Ik sloot mijn ogen om het niet te hoeven zien. Na veel slokken zout water en veel natte doeken ebde de hoofdpijn langzaam weg. Maar hoe minder pijn er over bleef, hoe meer ruimte er in mijn hoofd kwam voor dan andere. Datgene wat ik niet wilde beseffen, en dat deed nog veel meer pijn. 

Joslin

"Het kan me niet schelen dat je graag wilt beginnen met een kringgesprek, hij heeft nog steeds hulp nodig." zei ik koppig tegen Craig terwijl ik een wit t-shirt natmaakte en voorzichtig op het hoofd van de nog steeds bewusteloze jongen legde. Ik had hem op zijn zij gelegd, zodat hij zoveel mogelijk warmte kwijt kon raken, maar zijn huid was nog steeds warm en droog. "Toch moeten we afspraken maken. Met iedereen." Craig torende boven me uit en had zijn armen over elkaar geslagen. Ik keek nog even naar de jongen op de grond en stond toen ook op. "Luister. Ik vind het prima om afspraken te maken. Dat vind ik zelfs een heel erg goed idee. Maar deze jongen heeft mijn hulp nodig. Ik kan hier niet weg, want deze jongen heeft een hitteberoerte. Hij moet constant gekoeld worden. Normaal gesproken zou in dit soort situaties meteen een ambulance gebeld moeten worden. In het ziekenhuis zou er onmiddellijk een infuus geprikt worden, omdat hij duidelijk uitgedroogd is. Die luxe hebben we hier niet. Hij heeft continu aandacht nodig, dus nee. Ik ga hier niet weg. Hij is mijn patiënt en hij heeft hulp nodig. Als je zo graag wilt dat ik mee doe met je kringspelletjes, verplaats je de groep maar hiernaartoe. Want ik ga nergens heen." Toen ik klaar was met mijn betoog, ging ik weer op mijn knieën naast de jongen zitten. Ik pakte een flesje water en bevochtigde zijn lippen. Ik zat nu met mijn rug naar Craig toe. Ik hoorde hem zachtjes mompelen. "Goed. We komen wel hiernaartoe. Maar ik verwacht dat je er bent, samen met die twee kinderen!" zei hij knorrig, voordat hij weer weg marcheerde. "Ik ga nergens heen!" riep ik hem na. Ik fronste mijn wenkbrauwen en beet op mijn lip. Hij had eigenlijk al bijgekomen moeten zijn. Op deze manier kon ik hem moeilijk helpen. Hij moest drinken, maar dat kon ik hem niet geven als hij bewusteloos was. "Joslin, we hebben vers water." hoorde ik Van van achter me zeggen. Samen met Alexis worstelde hij zich richting de schaduw. Ze hadden samen een grote, plastic koffer vast die gevuld was met zeewater. Het zag er zwaar uit. Ze zetten de koffer naast me neer. "Is er al iets veranderd?" vroeg Alexis, terwijl ze zich naast mij op haar knieën liet vallen. Ik schudde mijn hoofd. "Nee, hij is nog steeds niet bijgekomen." zei ik lichtelijk bezorgd. Ik haalde de doeken onder zijn oksels vandaan en doopte ze in de koffer met water, om ze daarna nat weer terug te stoppen. Van was aan de andere kant van de jongen gaan zitten. "Is er iets wat we kunnen doen?" zei hij bezorgd. Ik nam even de tijd om naar hem en Alexis te kijken. Ze zagen er uitgeput uit. Ik had vannacht gezegd dat ze gewoon moesten gaan slapen, maar toch waren ze allebei bij me gebleven om te helpen. Dat had er dus voor gezorgd dat we alle drie geen slaap hadden gehad vandaag. Ik schudde mijn hoofd. "Zijn temperatuur moet dalen. Daar kunnen we verder niet veel aan veranderen." zei ik met een zucht. Langzaamaan kwamen er allerlei mensen onze kant op gelopen. "Is het bezoekuur?" merkte Van op. "Craig vind dat we nog een keer een voorstelrondje moeten doen en afspraken moeten maken." zei ik, terwijl ik tevergeefs water in de mond van de uitgedroogde jongen probeerde te druppelen. "Word nou wakker, dan kan ik meer voor je doen." zei ik zachtjes.

dinsdag 4 maart 2014

Lauraine

Wonder boven wonder was ik uiteindelijk toch in slaap gevallen. Toen ik mijn ogen open deed scheen de zon alweer fel en genadeloos, en het kalmerende geluid van golven klonk van veraf. Even wist ik niet waar ik was, en dat was een prettigere positie dan wel weten waar ik was. Niet in Pennsylvania. Niet bij Lynette. Moeizaam kwam ik overeind. Mijn haar zat vol zand en mijn neus voelde rauw en branderig. Stomme zon. Voor me strekte het strand zich uit. Wit en zacht, met half-uitgepakte koffers, wrakstukken en lichamen verspreid over het zand. De geur van rook en as was afgenomen, en nu mengde de zoute zeelucht zich met de zoetige geur van rottend vlees. Ik voelde een golf van misselijkheid en was even blij dat ik sinds het vertrek van het vliegtuig niks meer gegeten had. Een gespierde man met een donkerblonde kuif liep in mijn richting en ging voor mijn neus staan, precies voor de zon, zodat hij niet meer was dan een pikzwart silhouette. Een lange donkere schaduw viel over me heen, en ik kneep één oog dicht om hem aan te kunnen kijken. "Goed geslapen?" vroeg de man, niet onvriendelijk. Ik haalde mijn schouders op. "Naar omstandigheden." de man knikte zakelijk. Hij keek naar mijn benen. Er zat een schram op mijn knie waar de dunne stof van mijn harembroek was gescheurd, maar het was niks ernstigs. "Kun je lopen?" vroeg de donkerblonde man. "Prima." antwoordde ik. Ik wiebelde even met mijn voeten om dit te demonstreren. "Mooi." zei de man. "Dan verwacht ik je over tien minuten bij het kampvuur. We willen graag even centraal beginnen." Hij gebaarde met zijn hoofd richting de jungle en ik volgde zijn blik. Een paar meter van de bosrand af was een zwartgeblakerde plek in het zand waar wat verkoolde takken lagen. Er lagen wat stenen en boomstronkjes die waarschijnlijk als stoelen hadden gefungeerd. "Ehm... Voor wat?" vroeg ik, wat verloren. Mijn ogen waren inmiddels genoeg aan het hoge contrast gewend om te kunnen zien dat de man naar me fronste. "Een consensus. We zullen hier mogelijk nog wel een paar dagen tot elkaar veroordeeld zijn, en ik weet graag met wie ik te maken heb. Ik hoop een lijst te maken van de overlevenden, hun herkomst, beroep, dat soort dingen. Dan kunnen we een taakverdeling maken en zorgen dat we wat aan elkaar hebben. In de huidige situatie zal niemand lang in leven blijven." Ik aarzelde even. Deze meneer had een punt... "Mijn naam is Craig." zei de man, alsof hij me goed nieuws vertelde. Ik knikte langzaam. "Lauraine." Craig deed opnieuw zijn zakelijke knikje. "Tot over..." Hij wierp een blik op het onverwoestbaar-ogende horloge om zijn pols. "Acht minuten." "Oké." mompelde ik. Craig maakte een gezichtsuitdrukking die volgens mij een glimlach voor moest stellen. Het kwam enigszins in de buurt... Daarna liep hij weg om de volgende persoon aan te spreken.