dinsdag 4 maart 2014

Lauraine

Wonder boven wonder was ik uiteindelijk toch in slaap gevallen. Toen ik mijn ogen open deed scheen de zon alweer fel en genadeloos, en het kalmerende geluid van golven klonk van veraf. Even wist ik niet waar ik was, en dat was een prettigere positie dan wel weten waar ik was. Niet in Pennsylvania. Niet bij Lynette. Moeizaam kwam ik overeind. Mijn haar zat vol zand en mijn neus voelde rauw en branderig. Stomme zon. Voor me strekte het strand zich uit. Wit en zacht, met half-uitgepakte koffers, wrakstukken en lichamen verspreid over het zand. De geur van rook en as was afgenomen, en nu mengde de zoute zeelucht zich met de zoetige geur van rottend vlees. Ik voelde een golf van misselijkheid en was even blij dat ik sinds het vertrek van het vliegtuig niks meer gegeten had. Een gespierde man met een donkerblonde kuif liep in mijn richting en ging voor mijn neus staan, precies voor de zon, zodat hij niet meer was dan een pikzwart silhouette. Een lange donkere schaduw viel over me heen, en ik kneep één oog dicht om hem aan te kunnen kijken. "Goed geslapen?" vroeg de man, niet onvriendelijk. Ik haalde mijn schouders op. "Naar omstandigheden." de man knikte zakelijk. Hij keek naar mijn benen. Er zat een schram op mijn knie waar de dunne stof van mijn harembroek was gescheurd, maar het was niks ernstigs. "Kun je lopen?" vroeg de donkerblonde man. "Prima." antwoordde ik. Ik wiebelde even met mijn voeten om dit te demonstreren. "Mooi." zei de man. "Dan verwacht ik je over tien minuten bij het kampvuur. We willen graag even centraal beginnen." Hij gebaarde met zijn hoofd richting de jungle en ik volgde zijn blik. Een paar meter van de bosrand af was een zwartgeblakerde plek in het zand waar wat verkoolde takken lagen. Er lagen wat stenen en boomstronkjes die waarschijnlijk als stoelen hadden gefungeerd. "Ehm... Voor wat?" vroeg ik, wat verloren. Mijn ogen waren inmiddels genoeg aan het hoge contrast gewend om te kunnen zien dat de man naar me fronste. "Een consensus. We zullen hier mogelijk nog wel een paar dagen tot elkaar veroordeeld zijn, en ik weet graag met wie ik te maken heb. Ik hoop een lijst te maken van de overlevenden, hun herkomst, beroep, dat soort dingen. Dan kunnen we een taakverdeling maken en zorgen dat we wat aan elkaar hebben. In de huidige situatie zal niemand lang in leven blijven." Ik aarzelde even. Deze meneer had een punt... "Mijn naam is Craig." zei de man, alsof hij me goed nieuws vertelde. Ik knikte langzaam. "Lauraine." Craig deed opnieuw zijn zakelijke knikje. "Tot over..." Hij wierp een blik op het onverwoestbaar-ogende horloge om zijn pols. "Acht minuten." "Oké." mompelde ik. Craig maakte een gezichtsuitdrukking die volgens mij een glimlach voor moest stellen. Het kwam enigszins in de buurt... Daarna liep hij weg om de volgende persoon aan te spreken.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten