woensdag 2 mei 2012

Chris

Miro praatte tegen me. Ze wilde dat ik antwoord zou geven, maar ik kon me niet verroeren. Mijn mond leek dichtgeplakt, mijn ogen vielen haast meteen dicht elke keer dat ik ze open deed. Het was belangrijk, wat Miro te zeggen had. Als ik het nu maar kon verstaan. Ik begon in paniek te raken. Miro begon steeds harder en harder te praten, tot ze haast schreeuwde. Het geschreeuw ging over in gebrul. Plotseling werd ik me ervan bewust waar ik was. Ik zat in een vliegtuig. Het vliegtuig ging alleen niet netjes horizontaal zoals vliegtuigen horen te gaan. Het ging in een steile lijn naar beneden. Vlak voor het vliegtuig de grond raakte, schrok ik wakker. Verwilderd keek ik om me heen, maar er was niet veel veranderd sinds ik in slaap was gevallen. Miro zat nog steeds naast me, nu met Jack op haar schouder, en we waren nog steeds overlevenden van een vliegtuigcrash. Ik bracht een hand naar mijn hoofd, maar Miro ving hem op en glimlachte. "Hoe voel je je?" Ik ging rechtop zitten en onderdrukte een kreun. "Ach. Het gaat wel. Hoe lang heb ik geslapen?" "Niet zo lang, hooguit een paar uur. Lang genoeg voor een leider om zich te ontpoppen: kijk." Ze wees in een richting en ik volgde haar vinger. "Die man met dat zielige plukje haar?" Miro grinnikte. "Dat is niet het enige aan hem wat zielig is. Hij gedraagt zich als was het eiland zijn eigendom." Ik observeerde de man. Afgezien van het zielige plukje haar was er niet zo veel zieligs aan de man. Hij was sterk gebouwd en niet erg groot, wat hem een beetje het aanzien van een buldog gaf. Zijn kapsel deed dit effect echter weer teniet. Ik was het bestuderen van de man al snel zat. De zon stond al vrij laag en ietwat bezorgd vroeg ik aan Miro of er al een teken was geweest van een reddingsteam. Miro schudde haar hoofd. Ik stond op en negeerde de steken in mijn hoofd. Voorzichtig liep ik een paar stappen. Miro volgde me op de voet. "Wat doe je?" "We moeten een plaats hebben om te overnachten. Misschien zijn er verder het eiland in grotten of andere veilige plaatsen waar we heen kunnen. Zand koelt snel af, dus het strand trekt me niet zo. Wat zeg je ervan om het eiland eens een beetje te verkennen?" Hand in hand liepen we richting het bos. Voor we de rand van het bos echter bereikt hadden, stopte een luide stem ons. "Hé! Jullie daar, met datzelfde haar!" Ik zuchtte en aan Miro's gezicht te zien deed zij hetzelfde. We draaiden ons om en keken wie deze originele bijnaam verzonnen kon hebben. Het antwoord liet niet lang op zich wachten. "Waar denken jullie heen te gaan?" Mijn hoofd draaide onmiddellijk naar het gebrul en ik zag Het Plukje Haar - bij gebrek aan zijn echte naam besloot ik de man Het Plukje Haar te noemen, als eerbetoon aan zijn donkerblonde kuif - naar ons toe banjeren. Ik antwoordde: "Het eiland in, op zoek naar een betere slaapplaats." Dit stopte Het Plukje Haar een halve seconde, maar hij hervatte zijn weg snel genoeg. "Wat is er mis met het strand? We kunnen elk moment gered worden!" Miro sprong bij. "Het zand koelt snel af en onderkoeling is niet iets wat we erbij kunnen gebruiken. Als er nou in de buurt een betere slaapplaats is, kan dat geen kwaad. En als één of twee mensen een groot vuur op het strand aan houden, is dat ook geen probleem." Het Plukje Haar haalde zijn schouders op en zei: "Wat jullie willen. Ik ga dat vuur wel even regelen." Terwijl hij weer weg marcheerde, vervolgden Miro en ik onze weg. Ik stopte een moment voor we van het rulle zand overstapten op de harde bosgrond. Ik hield altijd van dit moment, de overgang naar een nieuw natuurgebied. Hoe verder we kwamen, hoe dichter bebost het werd. Het was het regenwoud-soort bos. Ik keek richting de zon en zag dat hij steeds verder naar beneden kroop. Dit was waarschijnlijk één van die plaatsen waar het meteen donker werd, zonder schemering. We liepen met de zon aan onze linkerkant en aangezien de zon in het westen ondergaat, liepen we waarschijnlijk noordwaarts. Hoe verder richting het noorden we kwamen, hoe droger de grond werd. Een geschikte overnachtingsplaats had toch zeker water in de buurt, dus we besloten naar het oosten te lopen in de hoop daar water te vinden. Na tien minuutjes zo doorgelopen te hebben, viel me op dat alles eruit zag alsof er een dun laagje stof overheen zat. Miro keek me aan en ik wist dat we hetzelfde dachten. Vulkaan. Als we gelijk hadden, was de stof die we overal zagen vulkanische as. Ik zocht de omgeving tevergeefs af naar gesteente. Gelukkig, we zaten buiten het bereik van de vulkaan. Nu ik erop lette, zag ik in de verte een hoge, steile berg. Om de top hingen vage rookwolken en terwijl ik stond te kijken, spoog de berg een dikke zwarte wolk uit. We zaten op één en hetzelfde eiland met een recent uitgebarsten stratovulkaan.

"Waar is Jack?" Een schelle stem schalde over de set. "Breng Jack! Nu!" Ik zuchtte. Ik had geen idee wie 'Jack' was, maar hoogstwaarschijnlijk mocht ik hem gaan zoeken. Mijn baanbeschrijving was technicus, maar als tiener van 15 nam niemand me eigenlijk serieus. Het resultaat hiervan was dat ik een soort manusje van alles was geworden. Als iemand iets liet vallen, mocht ik dat opruimen. Moest één van de lichten anders opgesteld worden en was Herman te lui om het zelf te doen, dan mocht ik dat doen. Wilden de heren koffie, dan mocht ik dat zetten. Ik wilde niet eens in de fotografie. Ik wilde geluid regelen. "Waarom is Jack nog niet hier? Zonder Jack ga ik niet op de foto!" Ik draaide me naar de stem toe en deed mijn mond open om wat te zeggen. Het meisje zag dat ze eindelijk een reactie kreeg en snauwde me toe: "Jij! Ga mijn papegaai halen!" Ik staarde verdwaasd naar haar, mijn mond nog steeds open. Ze had zwart golvend haar tot over haar middel. Twee felle blauwe ogen staarden me aan. "Komt er nog wat van? Mijn papegaai, nu!" Ik sloot mijn mond, knikte en struikelde over een stoel die vlak achter me stond. Met een hels kabaal viel de stoel om en in een poging de stoel weer overeind te zetten, stootte ik tegen een statief zodat het gevaarlijk wankelde. Het meisje draaide met haar ogen. Op dit ongelukkige moment kwam Herman binnen. "Wat denk jij dat je aan het doen bent?" brulde hij. Ik bloosde en stootte het statief nu echt om. Het gebeurde haast in slow motion. Ik zag mezelf een stap naar voren doen en mijn hand uitsteken, maar het was tevergeefs. Het statief kletterde op de grond. Ik stapte naar voren en wilde het weer overeind zetten. Een hand in mijn nek belette me dit. "Wat, wil je nog meer kapotmaken? Wegwezen hier!" "Ja," voegde het meisje toe, "ga mijn papegaai halen!" Een moment dacht ik dat het meisje haar koffie over mijn hoofd ging gooien, zo zag ze eruit. Haar hand met de koffiebeker erin kwam omhoog en ze nam een slok. Ik maakte dat ik wegkwam en liep naar de kleedkamers. Ik veronderstelde dat haar papegaai bij haar spullen in de kleedkamer zou zijn en zonder erbij na te denken liep ik de dameskleedkamers binnen. "HE!" Ingir, Herman's vrouw, stond zich om te kleden voor haar volgende shoot. "Wegwezen hier!" Ik bloosde en stapte snel de kleedkamers uit. Ik maakte me uit de voeten. Een ander moest die papegaai maar zoeken. Ik ging naar de enige plek in deze studio waar ik me thuis voelde - het bezemhok.

1 opmerking:

  1. Lieve schat!

    Je schrijft: "We liepen met de zon aan onze rechterkant en aangezien de zon in het westen ondergaat, liepen we waarschijnlijk noordwaarts."

    Maar als je met de ondergaande zon aan je rechterhand loopt, dan loop je toch echt naar het Zuiden. Misschien eens een kompas bestuderen?? xD.

    Verder wel cool! Alleen ik vind m zielig, en Miro wordt alleen maar stommer! =S.

    XXX

    BeantwoordenVerwijderen