zondag 6 mei 2012

Van

Ik was weggelopen van de man met het bloedende been toen hij was gestopt met ademen. De zon scheen op mijn hoofd en het was vast boven de dertig graden, maar ik had het ijskoud. Ik rilde en sleepte mijn voeten door het zand. Ik had geen flauw idee waar ik heen ging. Er stak een grote brok in mijn keel en ik kon nauwelijks slikken. Er was net iemand doodgegaan onder mijn handen. Iemand die ik niet eens kende. Zijn familie en vrienden wisten niet eens dat hij dood was. Misschien stonden ze hem wel allemaal op te wachten in Vancouver. Met grote spandoeken en borden, omdat hij een paar jaar in Australië had gewoond en nu eindelijk terug zou komen. Ze zouden staan te wachten op een vliegtuig wat nooit aan zou komen. Dat was neergestort, ergens in de Grote Oceaan. En zelfs als we gered zouden worden, zouden de spandoeken nog niet gebruikt kunnen worden. Hij leefde namelijk niet meer. Maar daar wist nog niemand iets vanaf. Niemand wist dat hij nooit meer aan zou komen. Dat ze hem nooit meer in hun armen zouden kunnen sluiten. Dat ze hem voor altijd kwijt waren. Ik probeerde te slikken, maar dat ging nogal moeilijk. Niemand wist wat er gebeurd was. Ik hield opeens op met het verplaatsen van mijn voeten in het zand. Ik kreeg het nog een stuk kouder dan dat ik het al had. Niemand wist wat er was gebeurd. Niemand. Ze wisten niet dat ik niet aan zou komen in Vancouver. Tessa. Ik moest Tessa bellen. Ik kon er niets aan doen.. Ze zouden denken dat.. Ik kon niet.. Mijn hand ging vergeefs door mijn broekzak. Mijn mobiel was daar niet. Het was vast uit mijn zak gevallen. Ik liep terug naar waar ik bij was gekomen. In een waas zag ik het lichaam van de man met het bloedende been, maar ik besteedde er geen aandacht meer aan. Ik liet me op mijn knieën vallen en ging paniekerig met mijn handen, die besmeurd waren met het bloed van de man, door het zand. Rosie. Ik kon haar niet in de steek laten. Ik moest naar Vancouver. Tessa zou denken dat ik er tussenuit was geknepen. Dat ik gewoon niet zou komen. Mijn handen schoven door het warme zand, dat leek te branden aan mijn handen die ijskoud aanvoelden. Maar alles wat ik voelde was zand. Ik haalde een hand door mijn haar dat nat was van het zweet, zodat er wat zand in mijn ogen terecht kwam. Ik negeerde de pijn van de korrels in mijn ogen en begon verder te zoeken. Het moest hier ergens liggen. Ik stopte even met ademen toen mijn vingers zich na wat een eeuwigheid leek te duren, eindelijk klemden om het gladde oppervlak van mijn mobiel. Ik ging met mijn vingers over het toestel, om het zand er een beetje vanaf te krijgen. De knopjes werkten nog, ook al zat er zand tussen. Ik toetste zonder verder na te denken Tessa's nummer in en  bracht het mobieltje naar mijn oor. Ik wachtte op het geluid wat erop zou duiden dat er gebeld werd. Dat de telefoon overging. Maar in plaats daarvan hoorde ik een schelle piep en daarna niets meer. Ik keek naar het schermpje en keek naar het meisje met de felblauwe ogen en het dunne, blonde haar dat ik als achtergrond gebruikte. Ik had geen bereik. Niks. Tessa zou nooit weten dat ik hier zat. Dat ik was neergestort. Rosie zou het ook niet weten. Ik typte vergeefs het nummer nog een keer in, maar ik hoorde dezelfde piep en keek weer naar Rosie's gezicht. Ik staarde met een holle blik naar het schermpje. Rosie. Zou ik haar ooit weer zien? Wat had ik gedaan. Wat had ik in hemelsnaam gedaan. Ik kwam met moeite overeind en begon weer te lopen. Ik hoorde vaag stemmen, vanaf een paar meter voor me. Ik week af en liet me vallen bij een grote palmboom. Ik hield mijn mobiel in mijn beide handen en keek met een strakke blik naar het scherm. Rosie.

Ik stak de sleutel in het slot en opende de deur met een wijd gebaar en maakte een koninklijke buiging. “Gaat u toch naar binnen, prinses.” Zei ik met een serieus gezicht. Rosie keek me stralend aan en giechelde even. “Dankuwel, meneer de bediende.” Zei ze met haar hoge stemmetje. Ze huppelde de deur door, de lichte parketvloer op en ritste haar zomerjas open. Ik deed de deur dicht en zette mijn skateboard tegen de muur. Toen pakte ik de jas van haar schouders en hing hem op de kapstok. “Zo dan. Wat gaan we doen?” zei ik, toen ik mijn vest ook op de kapstok had opgehangen. “TV kijken?” stelde Rosie voor. Ik keek haar quasi-teleurgesteld aan. “Mam en pap zijn niet thuis. We zouden alles kunnen doen wat we wilden. Álles. En jij zegt: TV kijken?” zei ik met mijn wenkbrauwen een stukje opgetrokken. Rosie’s felblauwe ogen glinsterden ontdeugend, terwijl ze nadacht over een andere optie. Haar wenkbrauwen waren samengetrokken, terwijl ze de verschillende opties in haar hoofd naging en ze een voor een afstreepte. “Voetballen.” Zei ze na een tijdje. “Binnen.” Voegde ze er nog aan toe. Ik grijnsde. “Zoals u wenst, prinses.” Zei ik. Ongeveer een half uur later rolde de roze voetbal met een enorme snelheid door de woonkamer. Rosie rende er schaterend achteraan. Ik stond met een grijns voor het stuk muur wat we hadden gemarkeerd als goal. “En ze rent op het doel af, maakt een schijnbeweging, waardoor de enorme, snelle verdediger niet eens in de buurt van de bal komt. Ze rent nog verder. Zal Rosie Mitchell scoren? Zal ze het score bord op 15-2 gaan laten staan?” Ik ging in een actieve houding voor de muur staan, om de bal tegen te kunnen houden. “Ze haalt uit…” Rosie schopte tegen de bal, waardoor die een klein stukje van de grond kwam. “En ze… SCOOOORT!” riep ik, terwijl ik de bal op een haar na miste en hij enthousiast tegen de muur stuiterde. "15-2." zei ze triomfantelijk. Meteen daarna kwam er een knorrend geluid uit haar buik. Ze keek er een paar tellen naar en toen naar mij. "Volgens mij is het tijd om te gaan koken." stelde ik vast. Ik gooide de bal in een kast en liep naar het grote kookeiland, aan de andere kant van de grote woonkeuken. Mijn moeder had ervoor gekozen om een benedenverdieping te creëren zonder muren. Alleen de toiletten waren goed afgesloten, de rest was open. "Wat ga je koken dan?" zei Rosie, nadat ze op het aanrecht was geklommen en me met haar armen over elkaar bijdehand aankeek. "Macaroni ovenschotel." zei ik, terwijl ik de keukenkastjes opentrok en de ingrediënten naast haar neerzette. "Kun jij eigenlijk wel koken?" Rosie keek twijfelachtig naar de kleine gehaktballetjes van een paar dagen geleden die ik had gepakt om het rookvlees te vervangen. "Natuurlijk kan ik koken. Iedereen kan koken." zei ik, terwijl ik het roze geblokte schort van de haak viste en het omknoopte. Na een paar minuten goot ik de macaroni af. "Heeft het niet een beetje te lang gekookt?" vroeg Rosie. Ze had net een stukje macaroni in haar mond gestopt. "Neuh. Dat valt best wel mee." Ik begon de macaroni in de schaal te verdelen en goot uiteindelijk de mix van melk, nootmuskaat, zout en peper over de pasta heen. Daarna zette ik de schaal in de oven en begon ik met de afwas. Er stond nog aardig wat van gister en vanochtend. Ondertussen floot ik melodietjes van kinderliedjes waar ik vroeger naar luisterde. Rosie neuriede enthousiast mee. Ze was altijd zo blij en vrolijk en ze wist altijd wat ze moest doen om me weer nieuwe energie te geven. Ik hield echt heel erg veel van Rosie. Ze was er altijd. Bovendien was ze mijn enige zusje, ookal was ze dan alleen maar mijn halfzusje. Ik kon er ontzettend van genieten om haar gelukkig en blij te zien. "Zeg Van?" "Hmm?" "Er komt rook uit de oven." Ik draaide me snel om en liet daarbij een pan terug in het sop vallen. Ze had gelijk. Er kwam inderdaad rook uit de oven. Ik trok het deurtje open en mijn gezicht werd omringt door een zwarte rookwolk. Ik greep blindelings naar de ovenwanten en haalde de macaronischotel uit de oven en zette het op het aanrecht. Wat er nog van over was tenminste. De bovenkant was compleet zwart gebrand. Bovendien had ik waarschijnlijk teveel melk toegevoegd, want onder dit zwarte, harde laagje was alles drappig en blubberig. Daar ging ons avondeten. Rosie en ik staarden er een tijdje in stilte naar. Toen doorbrak ze de stilte. "Pizza?" Ik keek haar aan en grijnsde toen. "Pizza."

Geen opmerkingen:

Een reactie posten